Diephuis van vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak. Laatgotische trapgevel van 1570. Verankerde witbeschilderde trapgevel (12 treden + topstuk) van baksteen op rechthoekige witstenen onderbouw van 1965. Bovenbouw gemarkeerd door Brugse travee, type III: nissen met kwartrond geprofileerde dagkanten en boogvelden verrijkt met sierlijk maaswerk in accoladeboog- en (halve) driepasvorm. Oorspronkelijke bolkozijnen in de top en schuiframen met grote roedeverdelingen en behouden beglazing van glas circa 1800.

Interieur. Vloer van de de overwelfde kelders bestaande uit 17de-eeuwse grafstenen, vermoedelijk afkomstig uit kerkhof van Sint-Salvatorskathedraal; een ingekorte schacht van een voormalige zuil verwijst vermoedelijk naar oudere constructie.