erfgoedobject

Hoeve Pilgrimshof

bouwkundig element
ID
32758
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/32758

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Pilgrimshof
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Hoeve Pilgrimshof
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Hoeve Pilgrimshof
    Deze bescherming was geldig van tot

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve Pilgrimshof
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Hoeve ‘Pilgrimshof’, grote wederopbouwhoeve in regionalistische architectuur uit de jaren 1920. De pachthoeve is de opvolger van het vooroorlogse ‘Pilmgrimshof’ die verder van de straat gelegen was, op de plaats van de weide achter de huidige hoeve. Hoeve met indrukwekkende bakstenen gebouwen in vierkantsopstelling, beeldbepalend gelegen in het open landbouwlandschap in het zuiden van Wijtschate.

Historiek

Voor de Eerste Wereldoorlog

Het vooroorlogse ‘Pilgrimshof’ was een hoeve met walgracht, wat wijst op een laatmiddeleeuwse oorsprong. De Ferrariskaart (1771-1778) toont de ligging van de vooroorlogse hoeve, ongeveer 100 m ten noorden van de Pont Malletstraat. De gesloten configuratie van vier gebouwen in een vierkantsopstelling is hier reeds weergegeven, maar de walgracht is niet afgebeeld. Het primitief kadaster (1830-1834) is de eerste precieze weergave van ‘Pillegrems hofstede’, toen reeds een pachthoeve. Vanaf de oostelijke knik van de Pont Malletstraat leidde een brede oprit naar het erf. De hoevegebouwen waren in een vierkant rond een binnenkoer geschikt. De zuid- en oostvleugel vormden één volume. De west- en noordvleugel waren afzonderlijke gebouwen. Het toen nog resterende deel van de walgracht omsloot de noordvleugel en een deel van de westvleugel. In 1896 werd de noordvleugel van de hoeve uitgebreid met een oostelijke vleugel, wat leidde tot de demping van de oostelijke bocht van de walgracht.

Een uitbreiding in 1910 maakte van de hoeve een nagenoeg volledig gesloten vierkantshoeve. De westvleugel werd verlengd naar het noorden en aan de oostzijde verbonden met het groter uitgebouwde woonhuis van de hoeve. Deze verbinding tussen de westvleugel en het woonhuis was een poortdoorgang naar de binnenkoer van de hoeve. Op de binnenkoer werd een klein gebouw opgetrokken (overdekte mestvaalt of duiventil?). De toestand na de verbouwing van 1910 is afgebeeld op twee foto’s, genomen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het ruime woonhuis telde twee bouwlagen met zeven vensteropeningen per verdieping. De eenlaagse westvleugel van de hoeve was uitgebouwd in L-vorm. Tussen het woonhuis en de westvleugel bevond zich de poort naar de binnenkoer. De gesloten vierkantsopstelling van 1910 werd aangehouden bij de bouw van de naoorlogse hoeve. Ook die wordt gekenmerkt door een ruim woonhuis aan de zuidzijde en een poortvolume tussen het huis en de westvleugel van de hoeve.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog

Tijdens de eerste slag om Ieper (19 oktober tot 22 november 1914) lag de hoeve 5,5 km ten oosten van de frontlinie, in bezet gebied. Tijdens de tweede slag om Ieper (17 april tot 25 mei 1915) bleef de frontlijn ter hoogte van Wijtschate stabiel. Luchtfoto’s uit 1915 en 1916 tonen een intacte hoeve. Tijdens die eerste oorlogsjaren werd het Pilgrimshof door de Duitse troepen gebruikt als rust- en verzamelplaats. De hoeve wordt daarom als “Pillegrems Ferme” vaak vermeld in oorlogsliteratuur. De mijnenexplosie op 7 juni 1917 leidde in Wijtschate het Britse offensief in dat de oorlogsgeschiedenis is ingegaan als de derde slag om Ieper (31 juli tot 10 november 1917). De Britse troepen boekten een grote oostelijke terreinwinst. Het Pilgrimshof, dat tot dan geen grote artillerieschade had gekend, lag nu in de vuurlinie.

Britse luchtfoto’s uit december 1917 en januari 1918 tonen een met bominslagen bezaaid landschap en een tot puin herleide hoeve. Ook de militaire kaarten laten zien hoe vanaf 1917 het Pilgrimshof middenin het oorlogsgebeuren lag. Ten noorden van de hoeve liep een Duitse stelling. Een andere stelling, bij de Britse troepen gekend als “Otira” en “Omelette”, liep ten westen van de hoeve, bijna evenwijdig met de Neerwaastenstraat. Hier bouwden de Duitse troepen in de winter van 1917-1918 verschillende bunkers, waarvan er twee zijn bewaard gebleven. In de lente van 1918 lanceerde het Duitse leger een offensief, operatie ‘Georgette’, om Ieper in te nemen en de Britse troepen terug te dringen naar de Noordzeekust. Wat toen nog restte van het Pilgrimshof lag middenin het oorlogsgeweld van de Leieslag (7 april tot 29 april 1918). Het Duitse offensief werd vroegtijdig gestaakt zonder het beoogde doel te hebben bereikt.

Na de Eerste Wereldoorlog

In de eerste jaren na de oorlog betrok het gezin van de pachtboer een noodwoning. In de loop van de jaren 1920 werd de huidige hoeve gebouwd aan de straatzijde, tussen de oprit naar de vooroorlogse hoeve en de westelijke knik van de S-bocht van de Pont Malletstraat. De heropgebouwde hoeve werd kadastraal geregistreerd in 1929. Het is echter niet uitgesloten dat een toestand die op dat moment al enkele jaren bestond, pas in dat jaar werd ingetekend. Uit de mutatieschets van 1929 blijkt dat de poel naast de oprit van de vooroorlogse hoeve en de walgracht toen nog bewaard waren. Het ontwerp van de nieuwe hoeve herhaalt de opstelling en de bouwvolumes van de vooroorlogse hoeve: vier vleugels geschikt rond een binnenkoer, aan de zuidzijde een groot woonhuis van twee bouwlagen en een poortvolume tussen het woonhuis en de westvleugel. De architect van het heropgebouwde Pilgrimshof is onbekend. De toenmalige pachter van de hoeve had vlakbij een eigen hoeve in bezit (Houthemstraat 53, 300 m ten zuidwesten van het Pilgrimshof). Deze werd heropgebouwd naar een ontwerp van de Brusselse architect Henri Van Montfort (1882-1976). Mogelijk is hij ook de architect van het heropgebouwde Pilgrimshof.

De kadastrale legger van Wijtschate maakt in 1940 melding van “gedeeltelijke vernieling (oorlog 1940)”. De oorlogsschade houdt verband met het beleg van Rijsel (28 tot 31 mei 1940), waarbij de Duitse opmars in het Belgisch-Franse grensgebied werd vertraagd door het verzet van Belgische troepen aan de Leie in de streek van Kortrijk (Leieslag, 24 tot 28 mei 1940) en door Franse troepen rond Rijsel. Het Pilgrimshof, in vogelvlucht 15 km verwijderd van Rijsel, bevond zich toen vlakbij het oorlogsgebeuren en huisvestte Britse militairen. De vertraging van de Duitse opmars rond Kortrijk en Rijsel maakte de evacuatie mogelijk van de Britse troepen in Duinkerke (21 mei tot 4 juni 1940). Een foto, genomen kort na de beschietingen van eind mei 1940, toont de beschadigde oost- en noordvleugel van de hoeve. Het noordelijke deel van de oostvleugel was getroffen: het dak was deels vernield en twee dakkapellen waren vernietigd. In de voorgevel van het woonhuis herinneren talrijke kogelinslagen nog steeds aan de beschietingen van 1940. Sinds het herstel van de oorlogsschade bezit de oostvleugel slechts één dakkapel. De dakrand met modillons aan de binnenkoer werd evenmin heropgebouwd. De schuur aan de westzijde van het erf werd kort na 1940 verhoogd, een ingreep die nog duidelijk waarneembaar is in de bouwnaden aan de zuidelijke topgevel en de westelijke langsgevel. Aan de binnenzijde van de schuur werd de dakkap aangepast en werden trekstangen toegevoegd.

Na de Tweede Wereldoorlog ondergingen de gebouwen van het Pilgrimshof slechts kleine veranderingen, zoals het aanbrengen van bredere vensteropeningen in de westvleugel en in het woonhuis en het vernieuwen van enkele poorten en luiken. De poel en de walgracht achter de huidige hoeve werden gedempt tussen 1957 en 1993. De poel die zich vandaag in de weide achter de hoeve bevindt, is geen overblijfsel van de vooroorlogse hoeve maar is van recente datum.

Beschrijving

De hoevegebouwen zijn in een vierkant opgesteld rond de binnenkoer: aan de straatzijde, in het zuiden, het woonhuis; aan de oostkant de stalvleugel met aan de noordzijde een lager volume dat vroeger fungeerde als mestvaalt; aan de noordzijde een gebouw waarin de paardenstallen waren ondergebracht; aan de westzijde de schuur met aan de noordzijde het wagenhuis. Een poortgebouw vormt de verbinding tussen de schuur en het woonhuis. De lage aanbouw tegen het wagenhuis en de loods naast de stalvleugel zijn latere toevoegingen.

De hoevegebouwen uit de jaren 1920 zijn gebouwd in oranjerode baksteen. Behalve de mestvaalt, die wordt overdekt door een afgewolfd zadeldak, hebben alle gebouwen van de hoeve een zadeldak. De daken zijn bedekt met gegolfde pannen, behalve het dak van de schuur, dat later aangebrachte golfplaten draagt. De geschilderde witte band op de buitenmuren van het woonhuis, de oostelijke stalvleugel en de noordvleugel is niet oorspronkelijk maar door de huidige pachter aangebracht in de jaren 1950. Voor de centrale poort van de schuur bestaat de verharding van de binnenkoer uit hergebruikte abristenen.

Het woonhuis

Het twee bouwlagen hoge dubbelhuis is opgetrokken evenwijdig met de Pont Malletstraat. De drie vrijstaande gevels van het woonhuis worden gekenmerkt door een plint van uitspringende baksteenlagen. Tegen de oostelijke dwarsgevel staat een achterkeuken met lessenaarsdak, deel van de oorspronkelijke aanleg uit de jaren 1920. De voordeur van het woonhuis is gevat in een naderhand wit geschilderd risaliet met een hoofdgestel van drie uitkragende baksteenlagen. In de achtergevel tekent zich de indeling van het woonhuis af. Aan de rechterzijde wijzen de drie kelderopeningen en bovengelegen vensters op de aanwezigheid van een kelder en een opkamer. Het smalle venster naast de achterdeur verlicht het trappenhuis. De vensterluiken zijn verdwenen, maar de hengselduimen en sluitertjes bleven bewaard. De dakgoten en het buitenschrijnwerk zijn vernieuwd. In de achterkeuken bleef het oorspronkelijk buitenschrijnwerk wel bewaard.

De oorspronkelijke indeling van het woonhuis is bewaard gebleven. Op de gelijkvloerse verdieping zijn de vertrekken geschikt rond de dwarse gang die is aangelegd in de vierde travee. De keuken bevindt zich in de noordoosthoek. Aan de straatzijde bevinden zich twee vertrekken: aan de oostzijde van de gang een klein salon en de grote representatieve kamer aan de overzijde. Tegenover de keuken ligt de opkamer. Hier zijn meerdere oorspronkelijke interieurelementen bewaard: de zwart-witte tegelvloer, de houten deuren met bovenlichten en een haard met houten schouwmantel. De bakstenen keldertrap wordt afgesloten van de gang door een houten plankenwand, een oorspronkelijk onderdeel uit de jaren 1920. De eerste verdieping van het woonhuis wordt bediend door de oorspronkelijke houten trap. Oorspronkelijke interieurelementen op de eerste verdieping zijn drie houten schouwmantels en de deuren met bovenlichten. In één vertrek is de oorspronkelijke witte bepleistering van de wanden nog zichtbaar. De muurlijst met rode sjabloonschildering met floraal motief is origineel.

De getelmerkte dakkap van het woonhuis is een gordingenkap op driehoekspanten. In het zoldervenster in de oostelijke dwarsgevel is het originele schrijnwerk en hang- en sluitwerk bewaard. Tegen de westelijke dwarsgevel, naast het poortgebouw, is een mechanisch aangedreven hijstoestel bevestigd. Dit is een oorspronkelijk onderdeel uit de jaren 1920.

De oostelijke stalvleugel

De oostelijke stalvleugel is een lang volume onder zadeldak met overstekende dakranden. Aan de noordzijde staat de vroegere mestvaalt, een lager volume met een afgewolfd dak. De segmentboogvormige stalvensters, deuropeningen en laadopeningen worden overspannen door een strekkenlaag. De vensterbanken van de stalvensters zijn in baksteen.

De puntgevel aan de straatzijde bevat een centrale poort en een deels gedichte laadopening. Op de vlechtingen van de geveltop zijn de hoefijzervormige trekankers bevestigd van de gordingen van de dakkap. De cementstrook tussen de vlechtingen en de dakpannen wijst op verdwenen aandaken. De langsgevel aan de binnenkoer bevat elf stalvensters en drie deuropeningen. Tussen de venster- en deuropeningen zijn muurankers en keramische verluchtingsbuizen aangebracht. De enige bewaarde dakkapel bevat een laadopening en een puntgevel met vlechtingen en een hoefijzervormig trekanker. Ook van deze dakkapel is het aandakje verdwenen. Drie laadopeningen, waarvan één intussen is gedicht, duiden de plaats aan van de dakkapellen die verdwenen na de beschadiging in 1940. De oostelijke langsgevel is grotendeels ongewijzigd. Eén dakkapel is verdwenen en enkele openingen zijn met baksteen gedicht. De stalvleugel bevat nog enkele originele luiken en deuren: in het derde noordelijke stalvenster, in de deuropening onder de dakkapel, in de laadopening van de dakkapel en in de zuidelijke deuropening.

De stalvleugel bevatte naast stallen ook een melkkot en een tabaksast. Binnen zijn naast baksteen ook andere materialen gebruikt: beton en metalen liggers voor de vlakke overdekking, metalen lateien boven de stalvensters en metalen draagbalken ter ondersteuning van de betonnen overdekking. Onder de draagbalken zijn enkele betonnen kolommen bewaard. De verdieping van de stalvleugel bevatte kamers voor de inwonende arbeiders van de hoeve. Hieraan herinnert alleen nog de bepleistering op rinkellatten van de ruimte ter hoogte van de dakkapel. De vroegere hooizolder heeft een betonnen vloer. Het zadeldak van de stalvleugel wordt gedragen door een gordingenkap met driehoekspanten.

Een bakstenen muur, met doorgang onder getoogde overspanning, scheidt de vroegere mestvaalt van het stalgedeelte. Segmentboogvormige poorten bevinden zich aan de voorzijde en de achterzijde van de vroegere mestvaalt. De noordgevel van de vroegere mestvaalt wordt geleed door drie muurdammen. In het gebouw van de mestvaalt zijn de oorspronkelijke houten modillons van de dakrand bewaard gebleven. De betonnen overdekking van de mestvaalt bewaart aan de onderzijde een metalen draagbalk met ringen. Hieraan werd vroeger de mestbak opgehangen om die uit te kippen in de mestput aan de overzijde, onder het noordelijke stalgebouw. In de oostelijke zijgevel van dit stalgebouw is een fragment van de metalen draagbalk bewaard boven de rechtse gedichte deuropening.

De westvleugel (schuur en wagenhuis)

De westvleugel van de hoeve omvat twee delen, namelijk de schuur en, aansluitend aan de noordzijde, het wagenhuis. De met klimop overgroeide straatgevel van de schuur wordt geleed door twee schuin oplopende steunberen met bakstenen afzaten. Tussen de steunberen is een rondboognis uitgespaard met hierin een niet oorspronkelijk Heilig Hartbeeld. Boven de nis zijn er drie verluchtingsspleten. In de geveltop bevindt zich een met baksteenkoppen afgeboorde oculus. De vlechtingen in de geveltop behoren tot de oorspronkelijke gevel uit de jaren 1920. Het baksteenmetselwerk bovenop de vlechtingen behoort tot de verhoging van de schuur na de oorlogsschade van 1940. In het metselwerk bevinden zich de hoekijzervormige trekankers van de kap van de schuur.

De hoeken van de straatgevel en de westelijke langsgevel van de schuur worden geschoord door schuin oplopende steunberen met bakstenen afzaten. Centraal in de langsgevel bevindt zich de gedichte poortopening. Bovenaan in het oorspronkelijke deel van de straatgevel zijn zes rechthoekige, met luiken afgesloten openingen aangebracht. Het baksteenmetselwerk boven deze openingen behoort tot de verhoging van de schuur uitgevoerd na 1940. Naast de gedichte poort stond tijdens de Tweede Wereldoorlog een kanonplatform. De locatie ervan tekent zich nog af in het grasperk. De langsgevel aan de binnenkoer heeft dezelfde uitvoering als de langsgevel aan de straatzijde. Voor de poort is de binnenkoer belegd met hergebruikte abristenen.

De schuur wordt overspannen door een kap met driehoekspanten en makelaars. De schoren van de spanten steunen op bakstenen muurpijlers met betonnen kraagstenen, aangebracht tijdens de verhoging van de schuur in de jaren 1940. De blokkelen van de spanten zijn verbonden met trekijzers die eveneens verbonden zijn met de makelaars. Het afgescheiden volume in de zuidoosthoek van de schuur maakt deel uit van het poortgebouw. Het wagenhuis is aangebouwd tegen de noordgevel van de schuur. Het bestaat uit drie doorritten in de west- en oostgevel, gescheiden door baksteenpijlers. Het wagenhuis wordt van de schuur gescheiden door een bakstenen muur met ter hoogte van de zolder een brede en hoge rondboogopening. Het wagenhuis wordt overspannen door een driehoekspant met gordingen. De trekbalken worden ondersteund door een later aangebrachte metalen draagbalk.

Het poortgebouw

De straatgevel van het poortgebouw omvat een poortopening met korfboog en twee vensteropeningen. Naast de poort herkent men het uitbraakspoor van een vroegere steunbeer. De poort aan de binnenkoer bewaart onderaan twee hardstenen schampstenen. De doorrit wordt overspannen door een samengestelde balklaag. Aan de zijde van het woonhuis geeft een oorspronkelijke deur toegang tot het vroegere bureel. Naast de deur is er een vensteropening met oorspronkelijke vensterluiken. Tussen de deur en het venster is tegen de muur een hijstoestel bevestigd. Het stond in verbinding met het bewaarde hijstoestel op de zolder van het woonhuis.

Aan de westzijde van de doorrit, onder een segmentboog, bevindt zich een tochtportaaltje met driehoekige aanleg. Hierin zijn twee oorspronkelijke deuren met verglaasde bovenlichten bewaard. De deuren bedienen twee gescheiden vertrekken, met oorspronkelijke zwart-witte tegelvloeren en balklagen. Het rechtse vertrek wordt verlicht door een stalvenster met oorspronkelijk schrijnwerk. In deze vertrekken, eertijds gebruikt voor het karnen van melk, is een havercilinder bewaard. Op de verdieping is er een opslagruimte.

De noordelijke stalvleugel

Aan de noordzijde van de binnenkoer staan de vroegere paardenstallen. De gevel aan de binnenkoer bevat drie deuropeningen met schuifdeuren. Ter hoogte van de middelste deur bevinden zich twee gedichte stalvensters. De vier andere stalvensters zijn ongewijzigd gebleven, evenals de rechtse deuropening die wordt overspannen door een betonnen latei. Twee laadopeningen onder de dakrand wijzen op verdwenen dakkapellen, een gevolg van de oorlogsschade van 1940. In het baksteenmetselwerk van de voorgevel zijn trekankers aangebracht. De overstekende dakrand op houten modillons is oorspronkelijk.

De achtergevel van de noordelijke stalvleugel bevat gedichte stalvensters en trekankers. De westelijke dwarsgevel bevat onderaan een gedichte poortopening en twee stalvensters. Centraal bevindt zich een laadopening. In de top van de puntgevel is er een klein zoldervenster. De aandaken van deze gevel zijn verdwenen. Wel bewaard zijn de hoefijzervormige ankers van de gordingen van de dakkap. De oostelijke dwarsgevel bevat onderaan drie gedichte deuropeningen met daarboven een centrale laadopening. Boven de strekkenlagen van de gedichte deuropeningen zijn in het baksteenmetselwerk keramische verluchtingsbuizen verwerkt. De twee trekankers staan in verbinding met de balkenlaag van de gelijkvloerse verdieping. Boven de rechtse deuropening is een stukje bewaard van de draagbalk waarlangs de opgehangen mestbakken naar de mestput werden geleid.

Binnenin wordt de gelijkvloerse verdieping wordt overdekt door een betonnen plafond met metalen liggers, ondersteund door een metalen draagbalk die de ruimte overlangs overspant. Een oorspronkelijke houten trap leidt naar de ruime zolder. Hier waren ooit kamers voor het personeel van de hoeve ingericht. De zolder wordt overdekt door driehoekspanten met gordingen.

  • Brugge, Kadasterarchief West-Vlaanderen, Kadastrale legger van Wijtschate, art. 186, 901.
  • Brugge, Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207 mutatieschetsen van Wijtschate: 1896/9, 1910/10, 1929/166, 1957/40, 1993/25.
  • Western Front Association 2010: Mapping the Front: German maps. Military mapping 1914-1918: Great War Trench Map DVD Collection, The Western front Association in association with the Imperial War Museum: Meesen (Messines) Nord 1:10000, 25/4/1917.
  • Wijtschate, privaat archief van de familie Leterme.
  • BOURGEOIS J. 1988: Comines-Warneton. Sites fossoyés du bas moyen âge, in: L’archéologie en Hainaut occidental (1983-1988). Catalogue de l’Exposition organisée à Comines du 17 septembre au 16 octobre 1988, Amicale des archéologues du Hainaut occidental 4, 102-106.
  • MIHAIL B. 2003: Van Montfort, Henri, in: VAN LOO, Anne (dir.), Repertorium van de architectuur in België, van 1830 tot heden, Antwerpen, 578-579.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN C. & VANDEN EYNDE W. 1995: Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief. Toegangen in beperkte oplage 270, Brussel.
  • VERHAEGHE F. 1981: Moated sites in Flanders. Features and significance. In: HOEKSTRA T.J., JANSSEN H.L. & MOERMAN I.W.L. (reds.), Liber Castellorum. 40 variaties op het thema kasteel, Zutphen, 98-121.

Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/33039/117.1, hoeve Pilgrimshof in Heuvelland (DEBONNE V., 2018)
Auteurs: Debonne, Vincent
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve Pilgrimshof [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/32758 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.