erfgoedobject

Herenhuis Saeys

bouwkundig element
ID
48986
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/48986

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herenhuis Saeys
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • is aangeduid als beschermd monument Herenhuis Saeys
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herenhuis Saeys
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Vrijstaand herenhuis met diepe achterliggende tuin. In het Land- en Kaartboek van Grembergen van 1772-1783 door Benedictus Peelman zijn op het perceel van en bij huis Saeys gebouwen weergegeven en een overeenkomstige tuin, beschreven als "huys en andere edificien van Adriaen de Clippeleer". Het grootste gebouw, vooraan aan de straat ter hoogte van het huidige huis, bezat toen een rechthoekige grondvorm met een uitgespaarde hoek achteraan in de linkerhelft. Wellicht vormt de lichte knik in de huidige linkerzijgevel een aanduiding van de latere vergroting tot een volledig rechthoekige plattegrond. Volgens gegevens van het kadasterarchief van 1830 bezat het huis toen al de rechthoekige vorm overeenstemmend met die van de huidige woning. Ook de typologie van het huis, specifieke bouwkenmerken en interieuraspecten wijzen er op dat het huis wellicht al in de eerste helft van 19de eeuw globaal zijn huidig uitwendig voorkomen bezat.

In 1830 was het goed eigendom van Famaey Jan-Baptist, landbouwer. Waarschijnlijk door huwelijk ging het (omstreeks midden 19de eeuw?) van de familie Famaey over in handen van de familie Saeys. Van beide families nam een lid het ambt van burgemeester waar te Grembergen. Kadastraal werden vrijwel enkel uitbreidingen en aanpassingen geregistreerd van de achter de woning gelegen bedrijfsgebouwen voor een landbouwuitbating (1872 en 1885). Toenmalige eigenaar was Joseph Saeys-Famaey landbouwer.

Het herenhuis bezit een brede rechthoekige plattegrond, telt twee bouwlagen en bezit de gebruikelijke 19de-eeuwse aanleg van een dubbelhuis dat vijf traveeën telt. Binnenshuis zijn er duidelijke aanwijzingen dat de drie rechtertraveeën teruggaan op een enkelhuis met bovenverdieping minstens opklimmend tot de tweede helft van de 18de eeuw. Verder onderzoek kan wellicht bevestigen of het woonhuis zijn huidig volume al in de eerste helft van de 19de eeuw bekwam (zoals onder meer het kadaster aangeeft). Het betreft een bakstenen constructie merendeels met hardstenen omlijstingen rond de muuropeningen in voor- en achtergevel en een pannen zadeldak. De lijstgevel aan de straatzijde bewaart zijn gewitte vlakke gevelbepleistering; beide vrijwel blinde zijpuntgevels vertonen nog de typische zwarte gevelberaping terwijl de achtergevel een bakstenen lijstgevel met verankeringen op de bovenverdieping betreft.

Horizontaliserende gewitte en bepleisterde voorgevel met een typische symmetrische opstand waarbij de hoge rechthoekige vensters werden benadrukt door uitspringende, rechthoekige hardstenen omlijstingen met sponning; de benedenvensters waren voorheen van houten luiken voorzien. Het oorspronkelijke houtwerk is in de voorgevel na 1910 vervangen door ramen met T-vormig schrijnwerk. De centrale voordeur is gevat in een geprofileerde arduinen omlijsting op dito neuten nog geaccentueerd door een gestrekte kroonlijst. De paneeldeur vertoont een versierde tussendorpel met ornament en een beglaasd bovenlicht. Het eenvoudig entablement dat de gevel beëindigt bezit thans een met kunststof beklede kroonlijst.

In de achtergevel bewaren de vensters hun originele houten kruiskozijnen; de benedenvensters met houten latei zijn nog beluikt, de bovenvensters zijn in uitspringende hardstenen omlijstingen gevat. Aan de centrale achterdeur tussen hardstenen stijlen met sponning resten zandstenen hoekstenen; voorts bezit de deur een decoratief getraceerd bovenlicht en een opgeklampte deur met fraai smeedijzeren deurbeslag. In de gecementeerde plint met imitatie breuksteenvoegen is links een getralied keldergat uitgespaard; bij de rechtergevelhoek is een ijzeren armwaterpomp gewaard gebleven. In het ronde zoldervenster van de rechterzijpuntgevel valt een stervormige ijzeren tracering op.

Interieur

Het oudere enkelhuis werd binnen de woning van de eerste helft van de 19de eeuw geïntegreerd. De ruimtelijke indeling en balklaag van de oudere kern is nog aanwezig in het rechterdeel (met gang), zie onder meer de behouden moerbalken in de bepleisterde zolderingen, de overwelfde kelder, in de opkamer onder meer de vierkante rode tegelvloer, hoekschouw met boezem voorzien van stucdecoratie en plafond met omlopende hollijst. Ook een fijne met stucwerk versierde schouwboezem op één van de slaapkamers komt mogelijk nog van de oude kern voort. Het trappenhuis, met steektrap boven de overwelfde kelder, vertoont een elegante houten trap tot aan de zolder (mogelijk nog deels 18de-eeuws?) met uit planken gesneden balusters waarvan de profilering langs de trap schuin meeloopt, twee vierkante trappalen met vlakke afdekking. Wellicht in het derde kwart van de 19de eeuw werd het interieur deels met nieuwe decoratie verrijkt. Daarop wijzen bijvoorbeeld elementen van de aankleding in neoclassicistische stijl zoals in het salon vooraan rechts met planken vloer waar de fraaie witte marmeren schouwmantel kenmerkend is voor die periode. Ook het stucornament in de gang vertoont ornamentiek eigen aan die tijd (jongere beschildering). De gang is door een dubbele beglaasde tussendeur met fraaie tracering en decoratief glas in twee gedeeld. Een dubbele ijzeren deur met decoratief traliewerk beveiligt een deel van de bovenverdieping. De slaapkamers bezitten aan de zijgevelkant een valse wand met doorgang en ingebouwde wandkasten. Op de zolder zijn de spanten en gemetste dubbele rookkanalen bewaard. In de keuken die vroeger met een grote haard was uitgerust is een deur geajoureerd met de initialen "J S" van Jozef Saeys. In de voorkamer in de linkertraveeën van het huis werden in de eerste helft van 20ste eeuw een paar wijzigingen aangebracht (vloer, schouw vervangen, plaatsing tussenwand en lambrisering).

De gekasseide oprit links opzij van het herenhuis is aan de straat afgesloten door een zwart geschilderd smeedijzeren hek waarvan de spijlen bekroond zijn door gewitte speerpunten en een dito pijnappelmotief op de middenstijl.

Achter het huis strekt zich een diepe siertuin uit, deels zijdelings door bakstenen muren afgesloten; de voorste helft gaat terug op het vroeger binnenerf dat merendeels door de bijhorende landgebouwen van het goed omsloten was. Een gedeelte van deze gebouwen, namelijk de schuur of dwarsvleugel die kadastraal nog aangegeven is, bestaat vandaag feitelijk niet meer. Moestuin en boomgaard die achter de huidige siertuin lagen, zijn heden opgeslorpt in een nieuwe woonwijk achter het goed.

Het bakstenen bijgebouw aan de noordelijke langszijde van de tuin omvat het vroegere knechtenhuisje en paardenstallen en telt nog zes traveeën. Het betreft een langgerekt verankerd bakstenen gebouw onder pannen zadeldak met de kenmerkende utilitaire brede dakoverstek boven de erfgevel met staldeuren. Het knechtenhuisje omvat een eenkamerwoning met traditionele Vlaamse haard, rode vierkante tegelvloer en behouden balklaag. Typerend is het groen geschilderd houtwerk naast muuropeningen met houten lateien. Dit bijgebouw klimt minstens op tot het derde kwart van 19de eeuw en gaat mogelijk nog deels terug op een ouder bijgebouw.

De lagere en deels open constructie tegen de zuidelijke zijgrens van de tuin onder pannen lessenaarsdak, gaat op de vroegere varkensstallen terug; het hogere deel op het eind vormt de aanzet van de vroegere schuur. Het vroegere erf met min of meer centraal staande perelaar vertoont ter hoogte van de achtergevel van het herenhuis een gekasseide strook. Verder is het vroeger erf met gras- en bloemenperken en geschoren hagen aangelegd en bevat het tuinmeubilair in imitatieboomtakken van ijzer en beton, naar verluidt vervaardigd in de jaren 1920-30.

  • Stadsarchief Dendermonde, Oud gemeentearchief Grembergen, nummer 514.
  • Vlaamse Overheid, Ruimte & Erfgoed, Afdeling Oost-Vlaanderen, Onroerend erfgoed, archief.
  • DE POTTER F. & BROECKAERT J. 1889: Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen. Vierde Reeks - Arrondissement Dendermonde, Eerste deel, Gent.
  • V.V.B. GREMBERGEN 1965: Grembergen vroeger en nu, Grembergen.
  • WERKGROEP GESCHIEDENIS GREMBERGEN 1998: Het oude Grembergen in beeld, Nieuwkerken-Waas, 45.
  • WERKGROEP GESCHIEDENIS GREMBERGEN s.d.: Grembergen vroeger en nu. Anno 2000, s.l., z.p.

Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2006: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Berlare, Buggenhout, Lebbeke, Waasmunster, Hamme en Zele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 20n, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herenhuis Saeys [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/48986 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.