erfgoedobject

Hoeve

bouwkundig element
ID
70225
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70225

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Hoeve: boerenwoning
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Het boerenhuis van deze hoeve klimt als volume minimaal op tot het einde van de 17de eeuw of het begin van de 18de eeuw. Blijkens de tweeledige bakstenen kelder heeft het huis echter een oudere, minimaal 17de-eeuwse kelder. De hoeve is gelegen ten westen van en eventjes buiten het dorp. Vandaag is enkel het boerenhuis bewaard.

Historiek

De hoeve is als site met meerdere bestanddelen aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778) met omringende boomgaard. Op het primitief percelenplan (circa 1835) is het boerenhuis aangeduid met een smalle en lange haakse achterbouw, ten noorden van het erf ligt een nutsgebouw. Circa 1876 wordt de achterbouw gesloopt (confer mutatieschets), het nutsgebouw wordt circa 1969 (confer mutatieschets) afgebroken en vervangen door een loods. De site zou afhankelijk geweest zijn van een 'kasteel' of 'burcht' ter hoogte van de huidige Burgweg en Kasteelstraat (recente straat met nieuwe woonwijk), die na de Eerste Wereldoorlog afgebroken werd. Herman Vandergucht schrijft in "Rondom den Yzer" (1918) dat er te Pollinkhove destijds drie kastelen (mogelijk ook te begrijpen als kasteelhoeves of het foncier van een heerlijkheid) bestonden, één nabij de kerk bewoond door de familie Pollinc (te identificeren als de hoeve bij de kerk, Vaartstraat nummer 2), één ten westen van het dorp (wellicht Tommestraat nummer 34), en een derde ten zuidwesten, alle vroeger bewoond door afstammelingen "der oude en primitieve familie Pollinc". "Het eerste is totaal herbouwd in eene hofstede, in de XVIIIde eeuw (...); het tweede is ook eene hofstede, een Vlaamsch gebouw dat hermaakt is geweest in de XVIde eeuwe en dat nog goed bewaard is gebleven; het derde is geheel bouwvallig en dient nu voor stallingen, het dagteekent van in dezelfde eeuwe, 't is dus ook herbouwd geworden. De familie Hoboken bewoonde dit laatste in die tijden en later de adellijke familie Reijphens."

In de "kroniek van Pollinkhove" (artikelenreeks geschreven door een plaatselijke pastoor in het parochieblad van Pollinkhove, vermoedelijk circa 1962) wordt onder de "Oost Reckemhouck" deze hofstede behandeld. In deze reeks wordt er geciteerd uit 'terrriers' van verschillende jaren (niet aangegeven waar deze bewaard zijn). Reeds in de 16de en 17de eeuw behoorde de site toe aan adellijke families. Blijkens een 'terrier' van 1599 bestaat de site van de huidige hoeve uit drie nummers, waarvan twee enkel land en één nummer met een "hofstedekin". Deze nummers worden gekocht door Cornelis Hurlebout. Bij een verdeling na een overlijden in 1675 (dood van Cath. Hurlebout en haar man C. Schynckele) is één deel 'het kasteelken en een deel der landerijen' en anderzijds de percelen van de hier behandelde hoeve. Op die laatste site (eigendom van Marie Charlotte Schynckele, in 1707 gehuwd met Hendrik Dubois) staat begin 1700 'het nieuw huis, het tegenwoordige, ingericht als herenwoning, met boomgaerden noord en west (...) vandaar werd een dreef aangelegd door het land van Schynckelenaar (de vader) naar de Burgweg' (citaat van de pastoor). Voor de boomgaard wordt verwezen naar de Ferrariskaart. De dreef naar de Burgweg kan geïdentificeerd worden als de huidige erfoprit, dit was een "almen dreve nieuwelijckx beplant" (wellicht citaat uit 'terrier'). Tevens was er een oude dreef naar de oude hofplaats (wellicht het hoger genoemde 'kasteelken'). In 1805 wordt de hoeve in een 'terrier' beschreven als "casteelken". Vanuit deze gegevens en vanuit de analyse van het boerenhuis (confer infra) kan gesteld worden dat het huidige boerenhuis tussen 1675 en 1700 gebouwd werd, doch met integratie van de oudere kelder van het "hofstedekin" dat in 1599 vermeld werd.

Beschrijving

Het gaat om een hoog boerenhuis van in totaal zeven traveeën onder zadeldak (Vlaamse pannen), opgetrokken in een erg verzorgde baksteenbouw. Door het imposante volume is dit huis zowel zichtbaar vanaf de Burgweg (erfoprit) als vanaf de Tommestraat.

Het oorspronkelijke, laat 17de-eeuwse of vroeg 18de-eeuwse volume (mogelijk gebouwd tussen 1675 en 1700) begint vanaf de derde travee: twee opkamertraveeën + deurtravee + twee staltraveeën (voor de laat 18de-eeuwse of vroeg 19de-eeuwse linker traveeën confer infra). Deze (paarden)stal vormde oorspronkelijk een deel van het huis (confer interieurbeschrijving). De getoogde muuropeningen aan de erfzijde (staldeur en stalvenster) betreffen een 19de-eeuwse wijziging, in de achtergevel zijn de twee dichtgemetselde oorspronkelijke muuropeningen nog erg goed afleesbaar. Het gaat om hetzelfde type muuropeningen als die van de oorspronkelijke opkamer. Bovendien zitten ze op dezelfde hoogte, wat er op wijst dat het oorspronkelijke huis twee opkamers had, wat getuigt van de voornaamheid van de site. Dit huistype met een brede centrale gang, aan beide zijden geflankeerd door een (ruime) opkamer is typisch voor sites van kasteelhoeves in de voormalige kasselrij Veurne-Ambacht confer onder meer de bewaarde "Tempeliershoeve" te West-Vleteren.

Deze oorspronkelijke, rechthoekige muuropeningen zijn erg groot, ze zijn afgewerkt op afzaat met geprofileerde druiplijst en onder een schuin geplaatste strek (koud geplaatst). Bij de linker opkamer zijn de oorspronkelijke, witgeschilderde tweeledige kozijnconstructies met schuiframen bewaard, in de voorgevel met kleine roedeverdeling, in de achtergevel met gelede roedeverdeling. De luiken (luikduimen in de kozijnen) met bewaard hang- en sluitwerk zijn roodgeschilderd. De getoogde voordeur - centraal in het oorspronkelijke volume - is voorzien van een bovenlicht met kleine roedeverdeling. De dichtgemetselde achterdeur was gevat in een vooruitspringend risaliet met kleine oculus.

De linker twee traveeën van twee volwaardige bouwlagen zijn onder een doorlopend zadeldak aangebouwd in de late 18de eeuw of de vroege 19de eeuw (hierna ook wel 'opkamer' genoemd). De oorspronkelijke getoogde muuropeningen van dit gedeelte zijn gewijzigd op de begane grond, de strekken zijn nog aanwezig. Dit ook in de zijgevel, rechts lager spoor van keldervenster. Het houtwerk van de bovenverdieping is gaaf bewaard: links een venster met kruisindeling en gelede roedeverdeling, rechts een smal venstertje met schuifraam en kleine roedeverdeling en afzaat. De oorspronkelijke stoep van bakstenen op hun kant rondom het huis is deels bewaard.

Gaaf bewaarde interieurindeling en -elementen. Gang met uitgewerkte 18de-eeuwse bordestrap. Tweeledige kelder met uitgewerkte bakstenen kruisribgewelven met afschuining in een vrij groot baksteenformaat (circa 24 cm op 5 cm). De graten steunen telkens op houten blokstukken en een bakstenen pijler. Deze kelder vormt duidelijk een oudere kern confer de ribben en het baksteenformaat, mogelijk teruggaand op het "hofstedekin" dat vermeld wordt in het 'terrier' van 1599.

De paardenstal rechts van de gang is een 19de-eeuwse verbouwing van een opkamer. Voor deze verbouwing vormde deze ruimte een tweede opkamer (alleszins aan de achterzijde) rechts van de gang. Oorspronkelijk in twee ruimtes opgedeeld, in de achterste ruimte (opkamer) is gedeeltelijk geprofileerd 18de-eeuws stucwerk van een kooflijst bewaard. De enkelvoudige balkenzoldering draagt sporen van bepleistering. Sporen van twee schouwen confer balkraveling. Tevens dichtgemetselde binnendeur naar de gang.

De opkamer links van de gang - in het laat 17de-eeuwse of vroeg 18de-eeuwse deel - is in twee kamers opgedeeld. De meest representatieve kamer aan de voorzijde is uitgewerkt met een houten schouwwand met Lodewijk XV-inslag. Deur met Lodewijk XVI-inslag (panelen en omlijsting met uitgespaarde hoeken). Deze stijlen worden in de streek toegepast meestal vanaf de late 18de eeuw. De schouwwand is wellicht ingebracht op het moment dat de linkse 'opkamer' werd gebouwd (eind 18de eeuw of vroege 19de eeuw). Opkamer aan de achterzijde met gedeeltelijk dichtgemaakte brede schouw met bordenplank. Brede plankenvloeren en vernieuwde enkelvoudige balkenlagen. In de eind 18de-eeuwse of vroeg 19de-eeuwse 'opkamer', verzorgde binnenluiken met bewaard hang- en sluitwerk.

Bewaarde kapconstructie van vier oorspronkelijke schaar- en nokgebinten met pen- en gatverbindingen, van links naar rechts van I tot IIII getelmerkt. Ter hoogte van de trap, bredere travee met ankerbalkconstuctie (evenwijdig met de nok) tussen de gebinten.

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, primitief percelenplan.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, mutatieschetsen nummer 207, schetsen nummer 1876/9, nummer 1957/10.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, oorspronkelijke aanwijzende tabel nummer 208.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, Kadastrale legger nummer 212.
  • VANDERGUCHT H., Rondom den Yzer, 1918.

Bron: VANNESTE P. met medewerking van MISSIAEN H. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Lo-Reninge, bestaande uit deelgemeenten Lo, Noordschote, Pollinkhove en Reninge, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL14, onuitgegeven wekdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hoeve [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/70225 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.