erfgoedobject

Watermolensite van Wanzeele

bouwkundig element
ID
88328
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88328

Juridische gevolgen

Beschrijving

Site van de voormalige watermolen, heden zogenaamd "De zingende watermolen", bestaande uit de watermolen langs de Grote Beek, een vrijstaande schouw en een dieper in gelegen molenaarswoonst met achterliggende schuren.

Historiek

In 1820 vraagt Francis Maes, die dan al een houten oliewindmolen bezit te Zwevezele, de toelating om een oliewatermolen op te richten op de Grote Beek te Ruddervoorde. In juli 1821 verleent de gouverneur van West-Vlaanderen de toestemming op voorwaarde dat de eigenaar/molenaar het water niet hoger dan 3 ellen 5 ophoudt (de sluisgaten waren 2 ellen 25 palmen hoog) zodat het water bij noodweer met de nodige snelheid kan afvloeien. De molen wordt uitgerust met een houten onderslagrad. Aangezien het gebouw enkele meters van de beek verwijderd is, was er een houten aanbouw met zadeldak (bedekt met pannen), met het rad aan het uiteinde. In 1826 krijgt Francis Maes de toelating om zijn wateroliemolen uit te breiden met een graanmolen en eind 1829 richt Maes een verzoekschrift aan de West-Vlaamse gouverneur, met de vraag om zijn watergraan- en oliemolen tevens als windmolen in te richten. De houten molen, een staakmolen, wordt boven op het dak van de watermolen opgericht. De watermolen wordt zo een watervluchtmolen waarbij een steenkoppel zowel door de wind als door het water kan aangedreven worden. In 1848 speelt de watermolen een belangrijke rol bij de ontginning van het Vrijgeweid. De Atlas van Vandermaelen (1846-1854) vermeldt op de locatie van de watermolen enkel een "Moulin à Huile". De windmolen is vermoedelijk al rond 1870 verdwenen, wanneer de maalderij wordt vergroot.

In 1897 komt de watermolen in handen van Amaat Van Wanzeele, die in 1909 een aanvraag indient bij het Ruddervoordse gemeentebestuur voor de plaatsing van een nieuwe stoommachine en -ketel. De stoommachine werd vooral gebruikt bij lage waterstand en kon op 18 uur evenveel verzetten als de watermolen in een week. Voor de stoomketel waren dan wel 1000 kg kolen nodig… De hoge ronde schoorsteen naast het gebouw vormt nog een overblijfsel van de stoomperiode. Naar verluidt was er ook tot 1920 een zuivelfabriek. Tussen 1920-1929 laat de zoon van Aimé Van Wanzeele in het molengebouw een kunstvlasroterij inrichten, die echter al in 1929 door vervuiling van het rivierwater wordt gesloten. In 1925 en 1926 doet Maurice Van Wanzeele bij het Ruddervoordse schepencollege een aanvraag voor de oprichting van een vlaszwingelarij. De zwingelarij was ondergebracht op de zolder, boven de maalderij.

Het versleten houten onderslagrad, dat bovendien in mei 1925 ernstig beschadigd was geraakt bij een overstroming na hevige regenval, werd in 1925 vervangen door een Francisturbine. Die was afkomstig uit Nederland en werd wellicht geleverd door de firma Koppens & Frings uit Maastricht. De installatie ging gepaard met een feestje, waarop ook een datumsteen is onthuld. De turbine kon een vermogen ontwikkelen van 10 tot 14 pk en werd geplaatst juist naast de plaatsruimte waar het houten rad draaide, in een afzonderlijk, bakstenen turbinehuisje, bedekt met pannen. Deze nog in situ aanwezige turbine werkte nog tot hij in 1963 volledig verzand is geraakt. Sinds 1950 is de watermolen niet meer in gebruik. En in 1986 stopte Daniël Van Wanzeele het molenaarsbedrijf.

Beschrijving

Molengebouw

Langwerpig bakstenen gebouw van veertien traveeën en twee bouwlagen, afgedekt door een vernieuwd pannen zadeldak. Het geheel is gebouwd in de loop van de 19de eeuw in zeker twee fases, zie bouwnaden. Onder het met platte pannen bedekte zadeldak bevinden zich de stallingen, de voormalige melkerijruimte, de maalderij en de voormalige stook- en stoommachineruimte. Openingen met licht getoogde afdekking. De voormalige melkerijfunctie is afleesbaar van de 8ste travee (hoger gesitueerde onderdorpel en aangepast schrijnwerk met betrekking tot laden en lossen van melkkannen). Op de verdieping bevinden zich twee laaddeuren (4de en 8ste travee). De schoorsteen in campanile-opstelling verwijst naar de voormalige aanwezigheid van de stoomketel. De buitenmuur van de kolenbunker werd verstevigd door middel van een opvallende muurverdikking. Schrijnwerk onder andere bestaande uit vleugelramen met gedeeld bovenlicht. Binnenin zijn op de begane grond de funderingen in beton van de heden verdwenen dieselmotor bewaard en enkele koelwatertonnen. Onder andere natuurstenen vloer. Traditionele maalstoel met turbine-aandrijving via gietijzeren kamraderen (afgeschermd door houten wand); steenkist met metalen wanden op houten skelet. Houten galg en een dito jakobsladder. Maalstoel van het type 'patentmolen' met gietijzeren behuizing op dito voet; riemaandrijving oorspronkelijk verbonden met de heden verdwenen motor. Jakobsladder (hout) met daarnaast kleine haverpletter gevoed door houten trechter op zolder, voorzien van drie houten meelgoten (type verdeelwerk) waarboven groot rad hangt dat via tand -en heugelsysteem de haverpletter bedient; houten hefboomsysteem voor het openen en sluiten van de graanschuif onderaan de graantrechter. Vijf houten meelgoten afdalend van houten builmolen op zolder. Overbrengingsassen met riemwielen. Oude lamparmaturen met ijzeren kapje. Dichtgemetste opening van de vuurmond van de voormalige stoomketel. Kleine goederenlift met elektrische aandrijving.

Zolder: houten vloer en zoldering onder de dakruimte, ondersteund door moerbalken die eigenlijk gerecycleerde houten roeden van een windmolen (waarschijnlijk de vroeger op de schuur aanwezige windmolen) zijn. Houten builmolen, wanmolen, houten luiwerk, trechter voor builmolen van graan voorzien door middel van jakobsladder.

Turbinehuisje

Ten oosten van het molengebouw staat het turbinehuisje met gietijzeren datumplaat waarop "1925" staat en de afbeelding van een vliegende blauwvoet; binnenin was de turbine van Nederlandse makelij ondergebracht.

Molenaarswoning 

Eenvoudige verankerde baksteenbouw opgebouwd uit twee parallel gelegen diephuizen met puntgevel (nok dwars op de straat). Rechthoekige openingen onder deur.

  • BOULJON B., Het Oostkamp, Ruddervoorde, Hertsberge en Oostkamp van toen, Brugge, 1984, p. 127.
  • DENEWET L., De water-, wind- en stoommolen van Ruddervoorde: 5 molensoorten en 5 molenfuncties, in Molenecho's, volume 33, 2005, p. 132-153.
  • De watermolen van Ruddervoorde, in Werkgroep West-Vlaamse molens. Mededelingenblad, vol. 21, 2005, p. 58-60.
  • STRUBBE A., De watermolen te Ruddervoorde, in De Merel, 17.4, 1981, p. 125-126.
  • VANDEWALLE P., De molens van Ruddervoorde, Ruddervoorde, 1994, p. 45-50.
  • www.molenechos.org/molen.php?AdvSearch=870

Bron: VANWALLEGHEM A. met medewerking van CREYF S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostkamp, Deel I: Deelgemeente Oostkamp, Deel II: Deelgemeenten Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL30, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Aanvullende informatie

De Grote Beek (ook wel Jobeek of Rinkbeek genoemd) stroomt ten oosten van de molen en is voorzien van een bakstenen boogbrug van omstreeks 1900. Het gebied ten zuiden van de molen bestaat voornamelijk uit akkerland waarvan de perceelstructuur mede bepaald wordt door de meanderende Grote Beek.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watermolensite van Wanzeele [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/88328 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.