erfgoedobject

Site Herentmolen

bouwkundig element
ID
90035
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/90035

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Site Herentmolen
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als beschermd monument Windmolen Herentmolen
    Deze bescherming is geldig sinds

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Herentmolen
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

De Herentmolen is een unieke standaardmolen op torenkot. De als korenmolen fungerende molen is momenteel immers de enige nog overeind staande torenkotmolen met een vliegende galerij. De nog operationele molen vormt samen met een mechanische maalderij en een nieuw molenaarshuis de in de wijk Marialoop gelegen molensite Herentmolen. In de voorbije decennia werd deze site nog met een Kleine Herentmolen en een miniatuurmolen uitgebreid.

Historiek

De oudst gekende vermelding van de "Hernemuelene" dateert uit 1575, toen eigenaar-molenaar François vander Muelene het octrooi aanvroeg en drie jaar later ook verkreeg  om naast zijn graanwindmolen op "den Herentcautere" een rosmolen op te richten. De benaming van de molen zou verwijzen naar de door haagbeuk omgeven kouter ("hirn-" = hagebeuk; "-ôthu" = collectief, bijvoorbeeld kouter). Andere bronnen houden het echter bij een eenvoudige verwijzing naar de eigenaar, de heer van de heerlijkheid Meulebeke. In de daaropvolgende eeuwen stond de molen ook bekend als de “Hernemuelene" (1575), "Herrentmuelen" (1614), "Heerentmeulen" (1641), "D'herte Meulen" (1770-1780), "Loncke's molen" (1834), "Aerdemolen" (1845) en "Allaerts molen".

Tijdens onlusten op het einde van de 16de eeuw liep de Herentmolen schade op, die evenwel kon hersteld worden. In 1641 werd "Heerentmuelen" door landmeter Lodewijk de Bersacques (circa 1586-1646) weergegeven en als dusdanig vermeld op zijn overzichtskaart van de kasselrij Kortrijk. De bijhorende rosmolen was intussen teloorgegaan. Een kaart bij het van 1654-1656 daterende landboek van Meulebeke geeft de Herentmolen weer als een houten staakmolen op teerlingen, met ten oosten ervan de nabijgelegen Herentkouter. Tevens werd melding gemaakt van de toenmalige eigenaar Jooren De Bruyne en van een stukje aanpalend land "up de westzijde daer de perdemuellen placht te staene". Ook het molenaarshuis met bijgebouwen, ten noorden ervan, werd vermeld.

In het laatste kwart van de 18de eeuw werd de Herentmolen op de Kabinetskaart (1771-1778) van graaf de Ferraris weergegeven als "D'herte Meulen". Intussen was de familie Loncke sinds circa 1746  eigenaar van de molen, én dit tot 1923. In 1847 was molenaar Leonard Loncke ook eigenaar van de "Plaatsmolen", gelegen aan de zuidwestzijde van de Gentstraat in Meulebeke en van de "Ginste Stampkot", een oliewindmolen, in het gehucht de Ginste in Oostrozebeke. In 1878 werd de molen verworven door de weduwe en de kinderen van Lodewijk Vermeulen-Loncke, olieslager uit Ingelmunster. In 1886 ontsnapte de molen aan een blikseminslag die de bijhorende woning trof. Bij werken aan de molen in 1893 verongelukte de molenbouwer Johannes Hoste uit Wakken. In 1895 werd  de molenwal vergroot door een grenswijziging met de Gentstraat. Op het einde van de 19de eeuw werd ten zuidwesten van de molen een Onze-Lieve-Vrouwkapel opgetrokken, die echter pas in 1903 in het kadaster werd geregistreerd. Intussen was in 1902 het molenaarshuis, dat de familie Loncke in 1774 had laten bouwen, afzonderlijk verkocht.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de Herentmolen volledig vernield. In 1919 werd de kavel opgedeeld, waarbij het noordelijke deel eigendom werd van Eugenie Vandekerckhove en landbouwer Gustaaf D'Hoore, beiden uit Ingelmunster, en het bouwland met de verwoeste molen in het bezit kwam van molenaar Arthur Loncke. Deze liet in 1922-1923 de restanten van de molen afbreken. Op dezelfde plaats liet hij door molenbouwer Jules Caen opnieuw een standaardmolen op torenkot oprichten. Sommige onderdelen van oude molens werden daarbij gerecupereerd, zoals de molenkast van een eind 18de-eeuwse Tieltse molen. Gezien het vrij hoge torenkot werd een vliegende gaanderij voorzien om het gevlucht van de korenwindmolen bereikbaar te maken. Achter de molen werd een mechanische maalderij gebouwd om de windstille periodes te ondervangen.

In 1927 werd de molen verkocht aan de familie Allaert, die het torenkot bewoonde en er gedurende enkele jaren het café "Molenhuis" uitbaatte. Omstreeks 1939 werd het huidige molenaarshuis gebouwd met een kippenhok aan de noordwestzijde, dat in 1942 een aanbouw kreeg. Ook de maalderij werd omtrent die tijd uitgebreid. In 1946 werd het woonhuis vergroot, de bergplaats aan het kippenhok afgebroken, een nieuw bijgebouw opgetrokken aan de westzijde en de maalderij verhoogd. In 1951 werd een stukje bouwland aan de westzijde verkocht voor de plaatsing van een elektriciteitscabine (zie Buysveldstraat).

In 1953 brak de standaard van de windmolen. Om deze te kunnen vervangen werd de molen in 1956 volledig afgebroken. Het torenkot bleef evenwel staan en werd bijkomend versterkt. Nog hetzelfde jaar werd de molen in opdracht van de familie Allaert heropgebouwd door molenbouwer Robert Van de Kerckhove en zijn medewerker Oscar Buyck uit Ingelmunster. Daarbij werden onderdelen van drie verschillende molens hergebruikt: van een standaardmolen in Vollezele de molenkast, de standaard, de steenbalk en het gebinte, van de stenen Beardellemolen in Aarsele de buitenroede en van de stenen Termotemolen in Ruddervoorde de binnenroede en de askop. De molen werd bediend door Maurice Allaert en zijn zoon Michel, die in 1967 de molen erfde en de laatste windmolenaar werd.

Bij de instelling van de Molenlandroute in 1972 werd het torenkot omgebouwd tot ontvangstplaats voor bezoekers en landelijke herberg " 't Oud Molenhuis". Deze is momenteel niet meer in uitbating.

In 1975 werden belangrijke herstellingswerken uitgevoerd door de molenbouwers Peel uit Gistel. Het hekwerk, de vliegende gaanderij, de staart en de trap werden volledig vernieuwd en de molen werd opnieuw geschilderd. In 1979-1983 bouwde eigenaar-molenaar Michel Allaert op een perceel ten noorden van de Herentmolen een bedrijfsklare miniatuur-staakmolen op teerlingen, de zogenaamde "Kleine Herentmolen". Later bouwde hij nog een miniatuurmolen, die in de voortuin werd opgesteld.

In 2005 werden aan de Herentmolen naar een ontwerp van architecte Sabine Okkerse onderhouds- en restauratiewerken uitgevoerd door molenbouwer Wieme (Zulte). Van het torenkot werden de muren en de dakbedekking hersteld. De kammen van het vangwiel, het kamwiel en het spoorwiel werden vernieuwd, de hals- en pinsteen vervangen en de vliegende gaanderij hersteld. Tevens werden enkele ijzeren onderdelen (zoals de vangplaat en de banden van de twee sterwielen) behandeld met een roestwerende rode verf, en werden de roeden en de nieuwe windplanken opnieuw geschilderd. Van de molentrap werden de onderste traptreden vernieuwd, alsook de loopstaken en de hangbomen (papen). Tot slot werd ook al het houtwerk aan de buitenkant behandeld.

Beschrijving

De Herentmolen is een operationele standaardmolen op een 5,7 meter hoog torenkot, die door zijn vliegende gaanderij uniek is. De Geluveldmolen in Geluveld, die ook over een dergelijke galerij beschikt, is immers sinds geruime tijd gedemonteerd.  

Het witgekalkte bakstenen torenkot telt twee bouwlagen. Tegen de binnenwand zijn vier betonnen pijlers aangebracht. Deze dragen de  twee I-profielen die de houten kruisplaten van de standaardmolen vervangen. Het baksteenmetselwerk wordt onderbroken door segmentbogige muuropeningen, die zijn ingevuld met houtwerk met een verticale roedeverdeling in de bovenlichten.

De molen, gebouwd in 1956 met recuperatiemateriaal afkomstig van verscheidene molens, is een tweezoldermolen. Van de oude voorwand zijn de stijlen en de regels nog bewaard. Aan de staartzijde is de molenkast voorzien van een van 1,30 meter brede uitbouw of  kombuis. Een verticale beplanking bekleedt de molenkast aan de zijkanten en de staartzijde. De windzijde is bedekt met eternietleien. Een mansardevormige gebroken kap met witgeschilderde houten bebording dekt de molenkast af. De dakbedekking van de molenkap alsook van de het lessenaarsdakje van de kombuis bestaat eveneens uit eternietleien.

De molenkast is ter hoogte van de meelzolder bereikbaar via de uitbouw, die door de lange molentrap en een vloerluik wordt ontsloten. Vanuit de meelzolder, die zich 9,15 meter boven het maaiveld bevindt, geeft een ander luik toegang tot de trap naar de vliegende gaanderij. Op de meelzolder bevindt zich een meelgoot en een builmolen. Een steektrap maakt de verbinding met de steenzolder. Deze zolder is uitgerust met een haverpletter en drie maalstoelen, waarvan er - naar verluidt – twee afkomstig zijn van de Kapellemolen of Bals Molen te Schuiferskapelle.

De aandrijving van de molenuitrusting gebeurt door middel van een vangwiel en een aswiel die op de molenas zijn bevestigd. In het vangwiel (met 62 kammen) haakt een kamwiel (met 17 kammen), dat de loper in de voormolen in beweging brengt. Op het klauwijzer van de voormolen staat de datering "1843". De twee lopers in de achtermolen worden van onderaf voortbewogen door twee modernere kamwielen.  Het kamwiel (van 15 kammen) dat in het aswiel grijpt, drijft het binnenluiwerk aan.

Het wiekenkruis bestaat uit geklinknagelde roeden en heeft een vlucht van ongeveer 24 meter. De gietijzeren askop is afkomstig van de stenen Termotemolen in Ruddervoorde.

Het molenerf is deels van een kasseibestrating en deels van een losse verharding voorzien. Aan de noordzijde zoomt een betonnen muur het erf af.

Ten zuidwesten van de Herentmolen staat het nieuwe molenaarshuis, dat omstreeks 1939 werd gebouwd ter vervanging van het uit 1774 daterende molenaarshuis in de Buysveldstraat. Het nieuwe molenaarshuis betreft een eenlagige baksteenbouw onder een overkragend gemansardeerd schilddak (mechanische pannen). Het dubbelhuis telt drie traveeën met muuropeningen onder betonnen lateien. De vensteropeningen zijn ingevuld met houten schuiframen.

Ten noordoosten van de molen bevindt zich de mechanische maalderij, die in 1922-1923 werd gebouwd en in het tweede kwart van de 20ste eeuw werd uitgebreid en verhoogd. Het maalderijgebouw betreft een gekoppelde baksteenbouw onder zadeldak met muuropeningen onder betonnen lateien, schuifpoorten en -laaddeuren. Ten noorden en westen van de windmolen bevinden zich bijgebouwen in dezelfde bouwtrant.

Op een achterliggend weiland ten noorden van het molenerf staat de zogenaamde Kleine Herentmolen, die in 1979-1983 werd gebouwd als een maalvaardig schaalmodel van een standaardmolen met open voet op bakstenen teerlingen. Deze korenwindmolen heeft een houten gevlucht van 12 meter en is uitgerust met één steenkoppel met een diameter van circa 0,90 meter.

In de voortuin aan zuidzijde van het molenaarshuis staat een nog kleiner schaalmodel van een houten staakmolen met open voet opgesteld.

  • Archief Ruimtelijke Ordening West-Vlaabderen, Onroerend Erfgoed, W/00676, DW000163.
  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Landschapsatlas, 2001, OC GIS-Vlaanderen.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, Mutatieschetsen, Meulebeke, Afdeling 2, 1843/10, 1895/11, 1903/60, 1919/17, 1941/39, 1942/32, 1943/18, 1946/46, 1950/40, 1973/60.
  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, Kadastrale legger, Meulebeke, Afdeling 2, artikels 380, 383/2, 829, 1918, 2690, 4426.
  • BAERT G. 1987: Van aubergien, lantsherberghskens en brandewijnhuysen te Meulebeke, De Roede van Tielt 18.4, 91 & 96.
  • CASTELEIN I. 2006: Herentmolen in glorie hersteld, Het Nieuwsblad 19 januari.
  • CORNILLY J. 2001: Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel I. Arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt, Brugge, 158.
  • DEMEDTS L. 2000: Kroniek van Marialoop, Oostrozebeke, 12-14.
  • DENEWET L. & GOEMINNE L. 1994: Molenmakers in Vlaanderen. Het werkboek van Coussée uit Meulebeke, Molenecho's. Vlaams tijdschrift voor molinologie 22.3-4, 255-257.
  • DENEWET L. 2005: Onderhoudswerken aan de Herentmolen te Meulebeke, Werkgroep West-Vlaamse molens 21.4, 180-181.
  • DENEWET L. 2003: Rapport. Dertig jaar molenzorg in het Tieltse molenland, Molenecho's Vlaams tijdschrift voor molinologie 31.1, 22.
  • DEVLIEGHER L. 1984: De molens in West-Vlaanderen, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, deel 9, Tielt-Weesp, 314-315.
  • DEVYT C. 1966: Westvlaamse Windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965, Brugge, 96.
  • GERMONPREZ R. 1982: Het boek van Meulebeke, Meulebeke, 252-253 & 256.
  • HOUTHOOFD G., DENEWET L. & BAERT G. 1994: De windmolens van Meulebeke, Meulebeke, 13-16 & 31.
  • MAES F. 1999: Toponymie van Meulebeke t.e.m. 1700, Gent, Universiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 45 & 61.
  • S.N. s.d.: Gaverspad, Meulebeke, brochure wandelroutes, 4.
  • S.N. s.d.: Hulstveldepad, Meulebeke, brochure wandelroutes, 8.
  • S.N. s.d.: Marialoop-pad, Meulebeke, brochure wandelroutes, 13-14.

Auteurs: Becuwe, Frank; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Site Herentmolen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/90035 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.