Teksten van Klein Seminarie

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/46595

Klein Seminarie ()

Katholieke school, heden met lagere en middelbare graad, op 15/7/1835 opgericht als aartsbisschoppelijk college met "klassieke" en "moderne" humaniora (voortzetting van de in 1797 afgeschafte Latijnse school), op 24/10/1837 door Monseigneur Sterckx verheven tot Klein Seminarie.

Historiek

Op 22/10/1834 werd het voormalig clarissenklooster Onze-Lieve-Vrouw ter Kroon (gesticht in 1489, gebouwen in 1527-1528 opgericht door toedoen van Elisabeth van Culemborg en Antoon I de Lalaing, opheffing van de orde op 25/4/1783) aangekocht om er het college te vestigen; in het voorjaar van 1835 werd het grootste deel van de bouwvallige gebouwen gesloopt. De bouw van de nieuwe jongensschool ter hoogte van de huidige middelste vleugel aan de straat ging onmiddellijk van start, aan noord- en zuidzijde vermeerderd met aansluitende vleugels in 1839, 1857, 1869, 1872, 1875 en circa 1888; een deel van de bestaande gebouwen van het clarissenklooster werd hierin verwerkt. Evenals het klooster werd de school toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Circa 1870 werd de voorbouw over de volledige lengte met één verdieping verhoogd, afgewerkt met kolossale rondboognissen en aan de noordzijde met vier bijpassende traveeën uitgebreid; in 1888 kwam een gelijkaardige vleugel aan de zuidzijde tot stand; daarnaast werd in 1904-1907 het klooster gebouwd voor de Zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën, die instonden voor onderhoud van slaapzalen en kapel, ziekenzorg en keukendienst.

In 1904-1906 richtte architect Jules Hofman een nieuw gebouw op ter vervanging van de toenmalige zuidvleugel, met grote refter, feestzaal, twee grote slaapzalen, museum, tekenklas, bibliotheek, leraarskamers en een ingerichte badkelder. Vanaf 1958 werden herhaaldelijk veranderingswerken uitgevoerd en in 1981-1984 het hele gebouw grondig gerenoveerd.

De Eeuwfeestkapel naar ontwerp van Fr. Peeters, gebouwd in 1933-1934, werd op 11/10/1934 plechtig ingewijd door Monseigneur Van Roey.

De realisatie van de voorbouw eveneens naar ontwerp van Fr. Peeters (plannen van 1938) geschiedde in drie fasen met noord-, midden- en zuidvleugel, respectievelijk in 1939, 1941 en 1945 in gebruik genomen. Het oude gebouw aan de straat werd in 1939 gesloopt. De recente uitbreidingen, met name de lagere school van 1961, de twee nieuwe turnzalen van 1962, het gebouw van de lagere cyclus en de kleine kapel, beide van 1965, en het gebouw van de hogere cyclus van 1974, werden gerealiseerd door R. Van Steenbergen junior, die in 1981-1984 ook de oude internaatsvleugel verbouwde.

Voormalige zuidwaarts gelegen kloosterhoeve, in 1874 aangekocht door het Seminarie. In 1904 werd iets meer westwaarts een nieuwe hoeve gebouwd, waarvan nog schaarse fragmenten bewaard zijn in de meest westelijke annexen. De rest werd in de jaren 1960 gesloopt en vervangen door schoollokalen.

Het Withof (zie Minderhout, Withof nummer 2), fungeerde van 1892 tot 1974 als buitengoed van het Klein Seminarie.

Beschrijving

Circa 1,5 hectare groot terrein ingevuld met verschillende bouwblokken. Administratief gedeelte, keuken en refters, op de bovenverdieping ook klassen, studie- en slaapzalen bevinden zich in de vleugels aan de straat (oostzijde), de kapel ligt aan de noordzijde, de internaatsvleugel bevindt zich ongeveer in het midden; over het hele terrein verspreid zijn loodrecht en parallel gelegen klassenvleugels en sportzalen ingeplant, alternerend met speelplaatsen en sportterreinen, tuin en parking.

Voorbouw

Voorbouw in art deco van 1939-1945, bestaande uit drie geschrankte vleugels (zie plattegrond bij foto's) van respectievelijk dertien (D), dertien (C) en acht op acht traveeën (B) en drie of vier bouwlagen, telkens onder afgewolfd zadeldak (leien) met dakkapellen. Overgang tussen blok B en C gemarkeerd door vierkante toren met inspringende bovenpartij onder tentdak, fungerend als watertoren. Spieën ingevuld met ommuurde voortuinen. Rode bakstenen lijstgevels met geprononceerde lintvoegen op omlijste, breukstenen (straatzijde) of donkere bakstenen (speelplaatszijde) plint. Bovengevels met horizontaal en verticaal aaneengeschakelde vensters in omlopende arduinen omlijsting met smalle witstenen stijlen of borstwering. Benedenvensters in geprofileerde en verspringende omlijsting met kordonvormende onder- en tussendorpel, waarin schuiframen met gekleurd glas in lood.

Stijlvol uitgewerkte toren met geprofileerde hoeken; hoofdingang met rondbogige inkompartij in zware geprofileerde omlijsting van arduin; rechthoekige houten vleugeldeur met structuurglas en typisch smeedwerk; nis met witstenen beeld van Moeder Gods door Jef Jacobs (officiële inwijding op 25/5/1952), hogerop oculus, vlaggenstok en afgeronde ijzeren borstwering ter hoogte van de insprong; zuidelijke zijgevel met drie gekoppelde rondboognissen waarin verspringende vensters zie achterliggende trapzaal; oculi. Blok C met gelijkaardige rondboogportiek op zware zuil waarboven bewaarde houder voor vlaggenmast; aan speelplaatszijde, dubbele poort van glas en staal in omlijsting die doorloopt in de vensteromlijstingen.

Consequent in art deco uitgevoerd interieur, zowel wat materiaalgebruik en kleurenopties als de combinatie van diverse vormelementen betreft. De meest representatieve ruimten zijn de grote gangen op de begane grond (in B en C opgevat als centrale doorgang parallel aan de voorgevel met lokalen aan weerszijden; in de linkerhelft van D net achter de voorgevel ingeplant en ter hoogte van de zesde travee inbuigend), de trapzalen, de pastoorsrefter (in D links achteraan), de Eeuwfeestkapel en de kapel van de zusters (in D op de bovenverdieping). Voor de treden van de drie grote trappartijen werden de primaire kleuren aangewend: de zogenaamd "rode trap" (grote trappenhal in B, ook voor de ontsluiting van C), de "blauwe" (trap naar de orgeltribune tussen A en B) en de "gele" (trapzaal op scharnierpunt van C en D). Voor de lambriseringen van trapzalen en dito bekleding van muurpilasters in de gangen werden naast gele en blauwe tegels veelal groene, zwarte en beigebruine schakeringen gebruikt. De vloeren van inkomportalen, vestibules, gangen zijn uitgevoerd in verschillende kleuren marbroluxtegels, de aan de gangen aansluitende plaatsen zoals dienstlokalen, refters, werkplaatsen, pianokamers, sanitair, de overlopen op de bovenverdieping en zo meer zijn gevloerd met granito of keramische tegels, eveneens in verschillende kleuren en met diverse patronen; in ontvangst- en spreekkamers, in de voormalige studie- en slaapkamers van de priester-leraars en in de zogenaamde "pastoorsrefter" (nu de refter voor de leraars) werd parket gelegd. De lambriseringen in portaal, vestibule en trapzaal van B zijn uitgevoerd in marmer, in de grote gangen en in de "pastoorsrefter" in fineer, waarachter op een aantal plaatsen muurkasten schuil gaan, in de dienstruimten in faience. De houten binnendeuren in gangen en pastoorsrefter zijn omlijst met bolrond geprofileerde stijlen en een kroonlijstje, soms met keperboogmotief. De houten schuiframen aan straat en speelplaats zijn op de begane grond ingevuld met gekleurd glas in lood met geometrische motieven, evenals de gekoppelde vensters in de halfronde uitbouw van de trapzaal in B. Pastoorsrefter met oculus waarin glas-in-loodvenster met voorstelling van Christus en Johannes de Doper, gesigneerd J. Huet, 1944. Bepleisterde en beschilderde plafonds en bovenmuren, gemarkeerd door rechthoekige ondersteuningen per travee (gangen, pastoorsrefter) en eenvoudig lijstwerk; boogvormige doorgangen markeren de overgangen tussen de blokken. Bewaarde lichtarmaturen uit bouwperiode in gang B. Veelal verlaagde plafonds op de bovenverdieping.

Voormalige zusterskapel van drie traveeën + koor; rechthoekige, met spitsbogen overwelfde ruimte met gekoppelde rechthoekige vensters waarin kleurrijk glas in lood; parketvloer met marmeren plint; marmeren altaar uit bouwperiode.

Zogenaamd "salon" (ontvangstzaal van de superior) met marmeren schoorsteenmantel in art deco, met haardplaat van faience.

Eeuwfeestkapel(A)

Pseudo-kruisbasiliek in art deco met driebeukig schip van vier traveeën, vlak afgesloten, mank transept van één travee en koor van één rechte travee met vlak afgesloten apsis; noordoostelijke sacristie.

Baksteenbouw (siermetselwerk) met arduinen plint naast omlijstingen, vensterstijlen en zaagtandmotief van witte steen onder samenspel van leien zadeldaken. Voorgevel, zijgevels, transept en koor, afgewerkt met puntgevels, voorzien van omlijste spitsboogdeuren en benedenvensters, naast gekoppelde, rechthoekige en trapsgewijs ingebrachte bovenvensters. Stalen ramen met gekleurd glas in lood met geometrische motieven uit bouwperiode, in koorapsis met engelenfiguren; aan speelplaatszijde met compositie van glas-in-betontegels (Radium Curvus) uit bouwperiode.

Bakstenen binnenmuren met lambrisering van marmer (koor) en faience (schip); overwelving met okerkleurig bepleisterde kruisgewelven en spitse witstenen scheibogen, neerkomend op een brede witstenen fries met kruisweg in bas-reliëf, 1934 door Simon Goossens, als overgang tussen boven- en benedenbouw; ondersteunende bundelpijlers bekleed met groene faience, achthoekig sokkeltje en composiet kapiteel. Doksaal met zitplaatsen voor de leerlingen; rechtertranseptarm verhoogd met orgel- en zangtribune; rechterzijbeuk met gekoppelde biechtstoelen en drie identieke altaren ten behoeve van de priesters-leraars.

Binneninrichting naar ontwerp van Fr. Peeters, met hoofd- en zijaltaren van marmer en travertijn, kandelaars, wijwatervaten; vloeren van kleurrijke keramische tegels met geometrisch patroon; vloerverwarming (systeem Crittall). In 1980-1981 vernieuwde ruimteverdeling naar ontwerp van H. Peeters met grote scène waarop marmeren altaar pro polulo. Verbindingsgang tussen kapel en voorbouw van vier traveeën en één bouwlaag onder zadeldak, in zelfde stijl.

Internaatsvleugel

In 1981-1984 aangepaste internaatsvleugel van achttien traveeën en vier bouwlagen met bewaarde begane grond en middenrisalieten, in neo-Vlaamserenaissance-stijl, circa 1905, naar ontwerp van J. Hofman; nieuwe bovenbouw, bedaking, plattegrond en interieur. Speelplaatszijde met zuilengalerij, waarvan het concept teruggaat op een gebouw uit de eerste helft van de 19de eeuw op deze plaats; rondbogengalerij op gekoppelde Toscaanse zuilen met hoge sokkel en breed kapiteel (natuursteen) en geblokte booglijst (rode en witte baksteen); overwelving met bepleisterde en beschilderde, gedrukte tongewelven met korfbogige scheibogen en paneelversiering. Verhoogd middenrisaliet van bak- en natuursteen, met in contrasterend metselwerk uitgevoerde speklagen, hoekstenen, booglijsten en boogfriezen; centrale trapgevel met pinakels en topstuk, flankerende lijstgevels met houten kroonlijst op klossen; kruis- en rondboogvensters, in de middelste travee gekoppeld en overspannen met blind boogveld op kolossale Ionische pilasters; borstweringen versierd met bas-reliëfs met wapenschilden van paus Pius X, kardinaal Mercier, België en Hoogstraten en inscriptie Anno 1906; doorlopende sierband tussen beneden- en bovenbouw. Gelijkaardige gevel aan tuinzijde, echter zonder galerij. Kleine kapel van 1965, met glasramen door Joz. Beeck.

  • Gemeente-archief Hoogstraten, machtiging van het Ministerie van Openbare Werken 7/7/1938.
  • FLOUQUET P.L., En pays flamand... Quelques églises et chapelles de l'architecte Fr. Peeters, in Bâtir, maart 1936, p. 604-608.
  • 150 jaar Klein Seminarie te Hoogstraten, onder leiding van G. Landuyt, Hoogstraten, 1985.
  • [PEETERS H.], Frans Peeters architekt. Kerkelijke bouwkunst 1928-1942, Mortsel, 1985.

Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Hoogstraten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klein Seminarie [online], https://id.erfgoed.net/teksten/46595 (geraadpleegd op ).


Klein Seminarie: voorbouw en Eeuwfeestkapel ()

De Eeuwfeestkapel van het Klein Seminarie werd in 1933-1934 gebouwd naar ontwerp van Fr. Peeters, die vanaf 1939 ook de realisatie van de voorbouw in drie fasen voor zijn rekening nam.

Historiek

De katholieke school, heden met lagere en middelbare graad, werd op 15 juli 1835 opgericht als aartsbisschoppelijk college met "klassieke" en "moderne" humaniora (voortzetting van de in 1797 afgeschafte Latijnse school), en op 24 oktober 1837 door Monseigneur Sterckx verheven tot Klein Seminarie.

Op 22 oktober 1834 werd het voormalig clarissenklooster Onze-Lieve-Vrouw ter Kroon (gesticht in 1489, gebouwen in 1527-1528 opgericht door toedoen van Elisabeth van Culemborg en Antoon I de Lalaing, na de opheffing van de orde op 25 april 1783) werd het aangekocht om er het college te vestigen. In het voorjaar van 1835 werd het grootste deel van de bouwvallige gebouwen gesloopt. De bouw van de nieuwe jongensschool ter hoogte van de huidige middelste vleugel aan de straat ging onmiddellijk van start, aan noord- en zuidzijde vermeerderd met aansluitende vleugels in 1839, 1857, 1869, 1872, 1875 en circa 1888. Een deel van de bestaande gebouwen van het clarissenklooster werd hierin verwerkt. Evenals het klooster werd de school toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Circa 1870 werd de voorbouw over de volledige lengte met één verdieping verhoogd, afgewerkt met kolossale rondboognissen en aan de noordzijde met vier bijpassende traveeën uitgebreid. In 1888 kwam een gelijkaardige vleugel aan de zuidzijde tot stand en daarnaast werd in 1904-1907 het klooster gebouwd voor de Zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën, die instonden voor onderhoud van slaapzalen en kapel, ziekenzorg en keukendienst.

In 1904-1906 richtte architect Jules Hofman een nieuw gebouw op ter vervanging van de toenmalige zuidvleugel, met grote refter, feestzaal, twee grote slaapzalen, museum, tekenklas, bibliotheek, leraarskamers en een ingerichte badkelder. Vanaf 1958 werden herhaaldelijk veranderingswerken uitgevoerd en in 1981-1984 het hele gebouw grondig gerenoveerd.

De Eeuwfeestkapel naar ontwerp van Fr. Peeters, is gebouwd in 1933-1934, en werd op 11 oktober 1934 plechtig ingewijd door Monseigneur Van Roey.

De realisatie van de voorbouw, eveneens naar ontwerp van Fr. Peeters (plannen van 1938), geschiedde in drie fasen met noord-, midden- en zuidvleugel, die respectievelijk in 1939, 1941 en 1945 in gebruik genomen werden. Het oude gebouw aan de straat werd in 1939 gesloopt. De recente uitbreidingen, met name de lagere school van 1961, de twee nieuwe turnzalen van 1962, het gebouw van de lagere cyclus en de kleine kapel, beide van 1965, en het gebouw van de hogere cyclus van 1974, werden gerealiseerd door R. Van Steenbergen junior, die in 1981-1984 ook de oude internaatsvleugel verbouwde.

Ter vervanging van de voormalige zuidwaarts gelegen kloosterhoeve, in 1874 aangekocht door het Seminarie, werd in 1904 iets meer westwaarts een nieuwe hoeve gebouwd, waarvan nog schaarse fragmenten bewaard zijn in de meest westelijke annexen. De rest werd in de jaren 1960 gesloopt en vervangen door schoollokalen.

Beschrijving

Het circa 1,5 hectare groot terrein wordt ingevuld met verschillende bouwblokken. Het administratief gedeelte, keuken en refters, op de bovenverdieping ook klassen, studie- en slaapzalen bevinden zich in de beschermde vleugels aan de straat (oostzijde), de kapel ligt aan de noordzijde, de internaatsvleugel bevindt zich ongeveer in het midden. Over het hele terrein verspreid zijn loodrecht en parallel gelegen klassenvleugels en sportzalen ingeplant, alternerend met speelplaatsen en sportterreinen, tuin en parking, deze vleugels zijn niet mee opgenomen in de bescherming.

Voorbouw

De voorbouw in art deco van 1939-1945 bestaat uit drie geschrankte vleugels (zie plattegrond bij foto's) van respectievelijk dertien, dertien en acht op acht traveeën en drie of vier bouwlagen, telkens onder afgewolfd zadeldak (leien) met dakkapellen. De overgang tussen blok B en C is gemarkeerd door een vierkante toren met inspringende bovenpartij onder tentdak, fungerend als watertoren. Spieën zijn ingevuld met ommuurde voortuinen. De rode bakstenen lijstgevels met geprononceerde lintvoegen bevinden zich op omlijste, breukstenen (straatzijde) of donkere bakstenen (speelplaatszijde) plint. De bovengevels bevatten horizontaal en verticaal aaneengeschakelde vensters in omlopende arduinen omlijsting met smalle witstenen stijlen of borstwering. De benedenvensters hebeen een geprofileerde en verspringende omlijsting met kordonvormende onder- en tussendorpel, waarin schuiframen met gekleurd glas in lood.

Een stijlvol uitgewerkte toren met geprofileerde hoeken bevat de hoofdingang met rondboogvormige inkompartij in zware geprofileerde omlijsting van arduin. Hierin bevindt zich een rechthoekige houten vleugeldeur met structuurglas en typisch smeedwerk en erboven een nis met witstenen beeld van Moeder Gods door Jef Jacobs (officiële inwijding op 25 mei 1952) en hogerop een oculus, vlaggenstok en afgeronde ijzeren borstwering ter hoogte van de insprong. De zuidelijke zijgevel heeft drie gekoppelde rondboognissen waarin verspringende vensters naar de achterliggende trapzaal verwijzen en oculi. Blok C heeft een gelijkaardige rondboogportiek op zware zuil waarboven een houder voor een vlaggenmast bewaard is en met aan de speelplaatszijde een dubbele poort van glas en staal in een omlijsting die doorloopt in de vensteromlijstingen.

Consequent in art deco uitgevoerd interieur, zowel wat materiaalgebruik en kleurenopties als de combinatie van diverse vormelementen betreft. De meest representatieve ruimten zijn de grote gangen op de begane grond (in B en C opgevat als centrale doorgang parallel aan de voorgevel met lokalen aan weerszijden; in de linkerhelft van D net achter de voorgevel ingeplant en ter hoogte van de zesde travee inbuigend), de trapzalen, de pastoorsrefter (in D links achteraan), de Eeuwfeestkapel en de kapel van de zusters (in D op de bovenverdieping). Voor de treden van de drie grote trappartijen werden de primaire kleuren aangewend: de zogenaamd "rode trap" (grote trappenhal in B, ook voor de ontsluiting van C), de "blauwe" (trap naar de orgeltribune tussen A en B) en de "gele" (trapzaal op scharnierpunt van C en D). Voor de lambriseringen van trapzalen en dito bekleding van muurpilasters in de gangen werden naast gele en blauwe tegels veelal groene, zwarte en beigebruine schakeringen gebruikt. De vloeren van inkomportalen, vestibules, gangen zijn uitgevoerd in verschillende kleuren marbroluxtegels, de aan de gangen aansluitende plaatsen zoals dienstlokalen, refters, werkplaatsen, pianokamers, sanitair, de overlopen op de bovenverdieping en zo meer zijn gevloerd met granito of keramische tegels, eveneens in verschillende kleuren en met diverse patronen. In ontvangst- en spreekkamers, in de voormalige studie- en slaapkamers van de priester-leraars en in de zogenaamde "pastoorsrefter" (nu de refter voor de leraars) werd parket gelegd. De lambriseringen in portaal, vestibule en trapzaal van B zijn uitgevoerd in marmer, in de grote gangen en in de "pastoorsrefter" in fineer, waarachter op een aantal plaatsen muurkasten schuil gaan, in de dienstruimten in faience. De houten binnendeuren in gangen en pastoorsrefter zijn omlijst met bolrond geprofileerde stijlen en een kroonlijstje, soms met keperboogmotief. De houten schuiframen aan straat en speelplaats zijn op de begane grond ingevuld met gekleurd glas in lood met geometrische motieven, evenals de gekoppelde vensters in de halfronde uitbouw van de trapzaal in B. Pastoorsrefter met oculus waarin glas-in-loodvenster met voorstelling van Christus en Johannes de Doper, gesigneerd J. Huet, 1944. Bepleisterde en beschilderde plafonds en bovenmuren, gemarkeerd door rechthoekige ondersteuningen per travee (gangen, pastoorsrefter) en eenvoudig lijstwerk. Boogvormige doorgangen markeren de overgangen tussen de blokken. Bewaarde lichtarmaturen uit de bouwperiode in gang B en veelal verlaagde plafonds op de bovenverdieping.

De voormalige zusterskapel van drie traveeën en koor bestaat uit een rechthoekige, met spitsbogen overwelfde ruimte met gekoppelde rechthoekige vensters waarin kleurrijk glas in lood werd geplaatst. Er is een parketvloer met marmeren plint en een marmeren altaar uit de bouwperiode aanwezig.

Het zogenaamd "salon" (ontvangstzaal van de superior) heeft een marmeren schoorsteenmantel in art deco, met een van faience.

Op de bovenverdieping van de voorbouw bevinden zich de oorspronkelijke zogenaamde pianokamertjes, een aaneenschakeling van kleine geïsoleerde ruimten waarin de leerlingen ongestoord muziek konden praktiseren. In de nabijgelegen traphal zijn ingemaakte kasten voorzien om de muziekinstrumenten op te bergen.

De ziekenboeg met verpleeg- en onderzoekskamer naast de rustkamer behield tot op heden zijn oorspronkelijke functie.

In sommige klaslokalen werden de oorspronkelijke schoolborden bewaard.

Eeuwfeestkapel

De "Eeuwfeestkapel" is een pseudo-kruisbasiliek in art deco met driebeukig schip van vier traveeën, vlak afgesloten, mank transept van één travee en koor van één rechte travee met vlak afgesloten apsis en een noordoostelijke sacristie.

De Baksteenbouw (siermetselwerk) is verlevendigd met een arduinen plint naast omlijstingen, vensterstijlen en zaagtandmotief van witte steen onder een samenspel van leien zadeldaken. Voorgevel, zijgevels, transept en koor, zijn afgewerkt met puntgevels, voorzien van omlijste spitsboogdeuren en benedenvensters, naast gekoppelde, rechthoekige en trapsgewijs ingebrachte bovenvensters. Stalen ramen met gekleurd glas in lood met geometrische motieven dateren uit de bouwperiode en bevatten in de koorapsis engelenfiguren. Aan speelplaatszijde is een compositie van glas-in-betontegels (Radium Curvus) uit de bouwperiode bewaard.

De bakstenen binnenmuren zijn afgewerkt met een lambrisering van marmer (koor) en faience (schip). De overwelving bestaat uit okerkleurig bepleisterde kruisgewelven en spitse witstenen scheibogen, neerkomend op een brede witstenen fries met kruisweg in bas-reliëf, uit 1934 door Simon Goossens, als overgang tussen boven- en benedenbouw. De ondersteunende bundelpijlers zijn bekleed met groene faience, achthoekig sokkeltje en composiet kapiteel. Het doksaal heeft zitplaatsen voor de leerlingen, de rechtertranseptarm werd verhoogd met een orgel- en zangtribune en de rechterzijbeuk bevat gekoppelde biechtstoelen en drie identieke altaren ten behoeve van de priesters-leraars. De binneninrichting naar ontwerp van Fr. Peeters, met hoofd- en zijaltaren van marmer en travertijn, kandelaars, wijwatervaten bevat ook vloeren van kleurrijke keramische tegels met geometrisch patroon en een vloerverwarming (systeem Crittall). In 1980-1981 vernieuwde ruimteverdeling naar ontwerp van H. Peeters met grote scène waarop marmeren altaar pro populo. Aan weerszijden van het koor bevinden zich de sacristie en bijsacristie. In de sacristie zijn de originele kasten, alsook de typerende afwerking met faïencetegels bewaard. De verbindingsgang tussen kapel en voorbouw van vier traveeën en één bouwlaag onder zadeldak, werd uitgevoerd in dezelfde stijl.

  • Gemeente-archief Hoogstraten, machtiging van het Ministerie van Openbare Werken 7/7/1938.
  • FLOUQUET P.L. 1936: En pays flamand... Quelques églises et chapelles de l'architecte Fr. Peeters, in Bâtir, maart 1936, 604-608.
  • 150 jaar Klein Seminarie te Hoogstraten, onder leiding van G. Landuyt, Hoogstraten, 1985.
  • PEETERS H. 1985: Frans Peeters architekt. Kerkelijke bouwkunst 1928-1942, Mortsel.

Bron: Beschermingsdossier DA002347, Kanton Hoogstraten (digitaal dossier).
Auteurs:  Thiels, Nancy; Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klein Seminarie [online], https://id.erfgoed.net/teksten/163848 (geraadpleegd op ).