Hof van Liere (beschermingsdossier uitbreiding) ()

Het Hof van Liere is een 16de-eeuws stadspaleis met binnenkoeren, tuinen en galerijen. Burgemeester Arnold van Liere liet het gigantische paleis tussen 1515 en 1520 bouwen in Brabants-Gotische stijl. Na de dood van de eigenaar bracht de stad Antwerpen hier de 'Engelse Natie' onder, maar die vertrok na de Spaanse furie in 1576. Sinds 1607, toen de Jezuïeten hier een kostschool vestigden, werd in de gebouwen onderwijs gegeven. Vandaag onderdeel van de stadscampus van de Universiteit Antwerpen.

Historiek

Op enkele oudere kernen na kwam het gebied tussen de vesten van 1250 en de Spaanse wallen pas in de 13de en 14de eeuw tot ontwikkeling. Bebouwde zones langs oude uitvalswegen en in vroegere gehuchten wisselden af met onbebouwde percelen. Een grote open ruimte was het Raamveld tussen de Minderbroedersrui, Klapdorp, Kauwenberg en Keizerstraat.

In de eerste helft van de 16de eeuw werden in Antwerpen vele nieuwe verkeersaders getrokken, echter zelden of nooit als onderdeel van een globaal project. De Ossenmarkt en omgeving, tot begin 16de eeuw een uitgestrekt gebied van raamhoven, blekerijen en boomgaarden, vormt een illustratie van een spontaan gegroeide stadswijk. In de periode vanaf circa 1516 tot 1522 werden hier straten aangelegd, gronden verkaveld en huizen gebouwd. De Prinsstraat, geopend op impuls van Arnold van Liere, heette aanvankelijk 'Straat van Graciën' of 'Straat van Liere' en werd in de tweede helft van de 16de eeuw herdoopt in Prinsstraat naar verluidt als herinnering aan een bezoek in 1521 van prins Karel, de latere keizer Karel V, aan het Hof van Liere, een 'vorstelijke' woning.

Dit stadspaleis van 1515-1520 werd gebouwd in opdracht van Arnold van Liere († 1529), die in de periode 1506 tot 1528 meermaals zowel binnen- als buitenburgemeester was van Antwerpen. Het Prinsenhof, zoals het hof ook wordt genoemd, wordt toegeschreven aan architect Dominicus de Waghemakere of althans aan zijn school, maar kwam in feite in verschillende fasen tot stand. De patriciërswoning in Brabants-Gotische stijl werd meermaals verbouwd, aangebouwd, ingebouwd, aangepast en gerestaureerd. Het meest oorspronkelijke deel is de zuidwestelijke binnenplaats met de laatgotische galerij en aan de straatzijde een gotische poortomlijsting.

Toen de Duitse schilder Albrecht Dürer in 1520 het Hof van Liere bezocht, gaf hij de volgende beschrijving: “Het huis is groot, met kunstwerken ingericht en voorzien van ontelbare rijk bemeubelde kamers. Er is ook een elegant versierde toren en uitgestrekte tuinen. Het is werkelijk een woning van een edelman, zoals men er geen enkele in Duitsland vindt. Via een nieuw aangelegde straat kan men, langs twee kanten, het huis bereiken.” De bewuste huistoren, die men duidelijk kan zien op iconografische bronnen, werd in de 17de eeuw grotendeels gesloopt wegens bouwvalligheid.

Na het overlijden van de bouwheer en zijn echtgenote werd het Hof van Liere geërfd door de aanverwante koopmansfamilie Draecke. In 1544 werd het gekocht door de stad Antwerpen die het ter beschikking stelde van de Milanese bankiersfamilie Salviati en later van de Engelse Natie, waardoor het goed ook bekend werd als Engels huis. Ten behoeve van de Engelse kooplui liet de stad belangrijke verbouwingen uitvoeren, onder meer het oprichten in 1561-1563 van pakhuizen in de tuin aan de Venusstraat waar nadien de Berg van Barmhartigheid gevestigd werd, later omgevormd tot stadsarchief. Als de Engelse Natie, na de Spaanse Furie (1576), Antwerpen in 1583 verlaat, begint voor het Hof van Liere of Prinsenhof een nieuwe geschiedenis. Het verzoek in 1601 van de aartshertogen Albrecht en Isabella om hier hun residentie te mogen vestigen, wordt afgewezen door de stadsmagistraat.

De jezuïeten die in 1575 een middelbare school hadden opgericht op het huidige Hendrik Conscienceplein zochten een grotere locatie en rector Carolus Scribanus liet zijn oog vallen op het Hof van Liere. Na moeizame onderhandelingen met de stad en dankzij sponsering kon de jezuïetenschool in 1607 verhuizen en kreeg het goed een bestemming ten dienste van het onderwijs; het gebouwencomplex werd uitgebreid aan de oost- en noordzijde (tweede binnenkoer en Tassisvleugel) en geschikt gemaakt als kostschool in de jaren 1607-1613.

Bij de afschaffing van de jezuïetenorde in 1773 werden de gebouwen in beslag genomen door de Oostenrijkse regering die er een Coninglijk Collegie en een militaire academie (1777-1792) oprichtte. Vanaf 1794 tot 1910 was het Hof van Liere een militair hospitaal en na de Eerste Wereldoorlog een kazerne, de zogenaamde Prinsenkazerne.

In 1929 komen de gebouwen terug in handen van de jezuïeten en wordt de Sint-Ignatiushandelshogeschool van de Korte Nieuwstraat naar hier overgebracht, hierdoor krijgen de gerestaureerde, aangepaste en met een noordelijke vleugel uitgebreide gebouwen definitief hun bestemming als onderwijsinstelling die evolueerde van hogeschool tot volwaardige universiteit. In 1988 kochten de Universitaire faculteiten Sint-Ignatius het Prinsenhof van de jezuïeten en werden de gebouwen opnieuw gerestaureerd en gerenoveerd in verschillende fasen.

Vanaf 2003 is het voormalige Hof van Liere het centrum van de stadscampus van de Universiteit Antwerpen. De Campus Stad omvat daarnaast bij het Hof van Liere aansluitende en in de omgeving ervan verspreide gebouwen, deels bestaande uit nieuwbouw (Rodestraat, Vekestraat, Keizerstraat, Sint-Jacobsstraat en Grote Kauwenberg) en deels ondergebracht binnen bestaande en aangepaste complexen zoals onder andere voormalige koopmanshuizen in de Venusstraat, het beschermde monument 'Het Brantijser' op de Sint-Jacobsmarkt en het voormalige grauwzusterklooster in de Lange Sint-Annastraat.

Architectuur

De kerngebouwen van de Campus Stad liggen aan de noordzijde van de Prinsstraat binnen een bouwblok dat voorts begrensd wordt door de Venusstraat ten westen, de Vekestraat ten noordoosten en de Grote Kauwenberg ten oosten. In het verlengde van de Prinsstraat lopen de Blindestraat naar het westen en de Pieter Van Hobokenstraat uitmondend op de Ossenmarkt naar het oosten. Al deze straten behoren tot het historische stadsweefsel van de 16de eeuw.

Het oorspronkelijke Hof van Liere groeide vanuit een 16de-eeuwse kern in de volgende eeuwen door herstellingen, restauraties en uitbreidingen uit tot een complex van sterk gerestaureerde traditionele en neotraditionele vleugels rondom drie binnenplaatsen. In Antwerpen sloot de bouwstijl van 16de- en 17de-eeuwse complexhuizen (bestaande uit diverse vleugels met trap- en langsgevels, traptoren en galerij) aan bij de gebruikelijke stedelijke huizenbouw in traditionele bak- en zandsteenstijl met zijn markant gemengd materiaalgebruik, speklagen, negblokken, lijsten, diverse kozijnvensters met geprofileerde dorpels en gevarieerde deuren. Invloeden van de laatgotiek, renaissance en barok zijn merkbaar in de ornamenten. Ondanks de latere verbouwingen en herstellingen, beoogden de restauraties en uitbreidingen van het Hof van Liere een behoud en navolging van de oorspronkelijke stijlkenmerken zodat een homogeen geheel ontstond met de sfeer van een traditioneel Antwerps patriciërshuis met binnenplaatsen en galerijen.

Herstellings-, restauratie- en uitbreidingswerken werden in 1930-1932 uitgevoerd naar ontwerp van Jaak Alfons Van der Gucht (restauratie Hof van Liere), Fernand Defever en Léon De Vroey (restauratie en herinrichting Tassisvleugel, nieuwbouw studentenhome), en in 1962-1963 naar ontwerp van Julien Bilmeyer en Fernand de Montigny. Een bijkomende restauratie van de laatgotische galerij gebeurde in 1977-1978 door Julien Bilmeyer. De neotraditionele verbouwing van 1930 bepaalde het karakter van het gebouw. Dit kader werd bij de systematische aanpassings- en vernieuwingswerken sinds 1985 gerespecteerd.

Uit het historisch onderzoek bleek dat enkele structurele elementen bewaard bleven van het 16de- 17de-eeuwse gebouw: gevelmetselwerk met baksteen en witte natuursteen (evenwel grondig aangepast in 1930-1932 op de toen gangbare harde wijze van restaureren), plafondstructuren met moer- en kinderbalken (aangepast met niet constructieve extra houten balksloffen en stenen muurconsoles bij nieuwe binnenmuren), de houten dakstructuur en keldergewelven. Interieurelementen uit de 16de eeuw en later, tot aan de verbouwing van 1930, zijn dus praktisch volledig verdwenen. Omwille van de slechte toestand werden toen bouwelementen zoals trappen, binnenwanden, dakbedekking, vloeren en binnen- en buitenschrijnwerk vernieuwd. Naast enkele werken aan de gevels werden de gebouwen inwendig de laatste decennia nogmaals aangepast aan de noden van een hedendaags universiteitsgebouw met behoud van de oude structuur in representatieve ruimtes. De recente renovatiewerken uitgevoerd in verschillende fasen vanaf 1994 betroffen een beperkte aanpassing aan de indeling van de lokalen, opknappen van bestaande delen zoals schrijnwerk, dak- en vloerconstructies, plaatsen van een akoestische isolatie op hoger liggende vloeren en vernieuwing van technische installaties (verwarming, elektriciteit...).

Het complex bestaat uit vleugels met traditionele kern van twee bouwlagen met verkleinende ordonnantie en een neotraditionele vleugel van vier bouwlagen gegroepeerd rondom rechthoekige binnenplaatsen. De oudste vleugels liggen rond de twee zuidelijke binnenplaatsen aan de straatzijde en worden van elkaar gescheiden door de vroegere ontvangstzaal, heden de kapelvleugel. De in het bouwblok ingesloten noordelijke binnentuin strekt zich uit over de volledige breedte van het geheel. Verankerde bak- en zandsteenbouw onder leien zadeldaken, verankerde trap- en lijstgevels verhoogd met getrapte dakvensters en aan de binnentuin met markerende trapgevels. Gebruik van zandsteen voor plinten, speklagen, doorlopende waterlijsten, kruiskozijnen, steigergaten, de gotische galerij en poortomlijstingen.

Voorgevel

Deze circa 70 meter lange gevel domineert het straatbeeld van de Prinsstraat en is samengesteld uit drie topgevels, twee lijstgevels en een afsluitingsmuur. De twee westelijke topgevels en de tussenliggende lijstgevel behoren tot het oorspronkelijke Hof van Liere uit de 16de eeuw, het oostelijke deel klimt op tot de 17de-eeuwse uitbreiding. Deze vrij gesloten lijstgevel met speklagen wordt gemarkeerd door de gerestaureerde laatgotische spitsboogpoort in een plastische omlijsting met hogels en kruisbloem. De trapgevels vertonen de karakteristieke Antwerpse drielichten met dieper geplaatst middenvenster. De middelste trapgevel van de kapelvleugel werd volledig opgetrokken in natuursteen.

Westelijke binnenkoer

De rechthoekige, meest authentieke binnenplaats wordt omgeven door verankerde lijstgevels met verkleinende ordonnantie. Er is gebruik gemaakt van zandsteen voor de plint en voor de doorlopende waterlijsten als onderdorpels van de kruiskozijnen.

In zuidwestelijke hoek en ten noordoosten staan polygonaal uitspringende aanbouwsels, vermoedelijk de onderbouw van de op historische kaarten zichtbare octogonale huistoren die circa 1660 gesloopt werd.

Aan de straatzijde bevindt zich de laatgotische galerij opklimmend tot 1515-1516. Het betreft een zandstenen galerij van vijf fraai geprofileerde driepasbogen op slanke zuiltjes met een hoge achthoekige basis, monolithische schacht en loofwerkkapiteel, blind maaswerk en lijstwerk met hogels in de zwikken. De galerij omvat een trapezoïdale en vier vierkante traveeën overkluisd met stervormige ribgewelven verrijkt met opengewerkte druipers. Een brede korfboogdoorgang naar de straat sluit hierop aan.

De oostelijke gevel heeft op de begane grond drieledige segmentboogvormige vensters. Sober kapelinterieur met houten zoldering van moer- en kinderbalken.

Links van de ingang staat een geprofileerde korfboogdeur met een recente, storende glazen deur naar de receptieruimte.

In noordwestelijke hoek bevindt zich een korfboogdeur en doorgang naar de binnentuin met links een toegang naar de trapzaal met 20ste-eeuwse inrichting. De noordvleugel en kapelvleugel met oorspronkelijke, deels versterkte kapgebinten op de zolders zijn ingericht als ontvangstruimte en vergaderzaal.

Oostelijke binnenplaats: zogenaamde Madonnakoer

De gekasseide L-vormige binnenkoer heeft aan de noordzijde een octogonaal torentje, aangebracht om het diepteverschil van de gevels van 1516 en 1608 weg te werken. Het Onze-Lieve-Vrouwebeeld tegen deze gevel dat de naam gaf aan deze binnenkoer, zou afkomstig zijn van een huis op de Suikerrui.

In de noordoostelijke hoek geeft een erker toegang tot een trapzaal en tegen de kapelgevel werd een lage neogotische galerij aangebouwd. De koer wordt afgesloten door een muur met aan de straat een hardstenen geprofileerde rondboogpoort met klassiek hoofdgestel. In de gebouwen van deze binnenplaats werd de Universiteitsclub ondergebracht.

Binnentuin

De met gras begroeid en beboomde binnentuin wordt omzoomd door de achtergevels van de twee eerste binnenkoeren met name de achtergevel van het oude Hof van Liere dat in 1608 oostwaarts doorgetrokken werd, de Tassisvleugel van 1612 aan de westzijde en de als studentenhome opgerichte noordvleugel uit 1931. De oostzijde is samengesteld uit een ouder deel en een nieuwbouw van 1985 die uitgeeft op de Grote Kauwenberg.

De Tassisvleugel werd in 1612 opgericht met het erfdeel van pater F. de Tassis. De begane grond omvat een negentien traveeën brede, hardstenen renaissancegalerij van geprofileerde rondbogen met diamantkopsleutels op Toscaanse zuilen onder een gelede architraaf, een blind fries en een geprofileerde waterlijst. De koepelgewelven van blauwe hardsteen komen achteraan neer op pilasters met lijstkapitelen. Een drieledige getrapte geveltop markeert de middenas van de bovenbouw, geflankeerd door getrapte dakvensters. Deze vleugel werd achter het gevelfront volledig heropgebouwd voor de bibliotheek en auditoria, naar een ontwerp door Fernand Defever en Léon De Vroey uit 1930.

De hogere noordvleugel van het studentenhome is gebouwd naar een ontwerp door Fernand Defever en Léon De Vroey uit 1931. Het gevelfront in imitatieve stijl aan de binnentuin, eenentwintig traveeën breed en vier bouwlagen hoog onder een zadeldak, is op de benedenverdieping geopend met bredere samengestelde vensters als verlichting van de auditoria en recreatiezaal, en op de bovenverdiepingen door registers van kruiskozijnen. Getapte geveltop aan het ene, en een gekanteelde, octogonale belvédère aan het andere uiteinde, waartussen getrapte dakvensters die alterneren met afgesnuite dakkapellen. Gevelsteen met jaartal 1931 (links naast de poort). Modernistische achtergevel in baksteenbouw van zes bouwlagen onder een plat dak. Volgens de bouwplannen omvatte het gebouw twee auditoria en een recreatiezaal op de hoge begane grond, in totaal 165 studentenkamers en vijf surveillantenkamers op de bovenverdiepingen, ontsloten door twee traphallen. Deze hebben vandaag een functie als bureaus van het academisch personeel.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1931#38946.
  • BROUWERS R. 1976: Het Hof van Liere van patriciërshuis tot universitaire instelling te Antwerpen, 1516-1975, Antwerpen.
  • ENGELS R., DE SCHUTTER 2003: Venusstraat 21-33 2000 Antwerpen, Bouwhistorisch onderzoek, CHE-rapport, Antwerpen.

Bron: Beschermingsdossier DA002498
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hof van Liere [online], https://id.erfgoed.net/teksten/128915 (geraadpleegd op ).


Hof van Liere ()

Zogenaamd "Hof van Liere", modo "Prinsenhof", modo "Engels Huis". Grote patriciërswoning in Brabantse gotiek, gebouwd in 1515-20 voor Arnold van Liere, waarschijnlijk naar ontwerp van Domien de Waghemakere of althans van diens school. Later meermaals verbouwd, aangebouwd en ten slotte ingebouwd. In 1544 in het bezit van de stad Antwerpen die het in 1551-52 inrichtte voor de Engelse Natie. In 1607-13 verbouwd en uitgebreid om er een jezuïetenschool onder te brengen. Bij de afschaffing van de jezuïetenorde in beslag genomen door de Oostenrijkse regering die er een "Coninglijk Collegie" (1777-94) oprichtte, vervolgens krijgshospitaal tot voor de eerste wereldoorlog en later kazerne zogenaamd "Prinsenkazerne"; in 1929 opnieuw in handen van de jezuïeten. Heden hoofdgebouw van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen (U.F.S.I.A.). Door de jezuïeten gerestaureerd in 1930-32 onder leiding van architect A. Van der Gucht en in 1962-63 onder leiding van architecten J. Bilmeyer en De Montigny.

Complex gelegen in bouwblok tussen Prinsstraat, Grote Kauwenberg, Venus- en Vekestraat. Oudste vleugels aan de Prinsstraat gegroepeerd rond twee naast elkaar gelegen binnenkoeren; ten noorden hiervan grote binnenplaats met aan de oostzijde een parking met uitrit op de Grote Kauwenberg; ten westen begrensd door de bibliotheek die in 1977-78 uitgebouwd werd tot aan de Venusstraat. Aansluitend ten noorden moderne gebouwen rond sportvelden met uitgang in Vekestraat. Voorgevel tweeënzeventig meter lange voorgevel samengesteld uit drie topgevels, twee lijstgevels en een afsluitingsmuur; wellicht volledig uit de 16de eeuw, doch alleen de twee westelijke topgevels, de hiertussen gelegen lijstgevel en de natuurstenen sokkel behoorden met zekerheid tot het eerste Hof van Liere (eerste helft van de 16de eeuw). Verankerde bak- en zandstenen gebouw onder leien zadeldaken van twintig traveeën en twee bouwlagen op een zandstenen hol geprofileerde sokkel; waterlijsten, speklagen, steigergaten, holronde daklijst en stenen kruiskozijnen met geprofileerde boven- en tussendorpels onder een wigvormig ontlastingssysteem.

Ten westen een trapgevel (acht treden) met in de top een drielicht met dieper geplaatst middenvenster en hogerop een rechthoekig luik, beide onder uitspringende lateien. Vervolgens een lijstgevel (voor 1525) van acht traveeën waarvan de vierde travee hoger uitloopt in een trapgeveltje (vier treden) waarin een rechthoekig venster; gedrukte spitsboogpoort in een omlijsting omgeven door een grillige waterlijst met hogers en een kruisbloem. Ten oosten hiervan grondig gerestaureerde trapgevel (tien treden + overhoekse topstukken) van drie traveeën met een volledig natuurstenen parement, eveneens daterend van het eerste kwart van de 16de eeuw; oorspronkelijk ontvangstzaal, heden ingericht als kapel. Benedenverdieping met twee segmentboogvormige drielichten en centrale korfboogdeur in een geprofileerde omlijsting met een omringende waterlijst op consooltjes; ovaal bovenlicht. In de drieledige top, drielichten met dieper geplaatste middenluiken en een rechthoekig luik. Aansluitende lijstgevel van vier traveeën met drie getrapte dakkapellen en een lange afsluitingsmuur met centrale, geprofileerde poortomlijsting van hardsteen met driekwartzuiltjes, imposten en een geprofileerde rondboog met sleutel onder een gestrekte gekorniste waterlijst. Ten laatste een trapgevel (negen treden + overhoeks topstuk) van twee traveeën met een tweeledige top waarin een Antwerps drielicht en een rechthoekig luik.

Eerste binnenkoer. Meest westelijk gelegen een binnenkoer omgeven door verankerde traditionele lijstgevels van zes, negen of tien traveeën en twee bouwlagen onder leien zadeldaken waarin getrapte (vier treden) dakvensters. Zandstenen sokkel met rechthoekige keldermonden, speklagen, negblokken, doorlopende lekdrempels, steigergaten en holronde daklijsten; stenen kruiskozijnen met geprofileerde boven- en tussendorpels. Unieke laatgotische galerij van zandsteen van 1515-16, recent gereinigd (1977), aan de zuidzijde. Vijf fraai geprofileerde driepasbogen rustend op slanke zuiltjes met een hoog achthoekig basement, een monolithische schacht en een loofwerkkapiteel; blind maaswerk en lijstwerk met hogers in de zwikken. Een trapezoïdale en vier vierkante traveeën overkluisd met een geribd stergewelf verrijkt met opengewerkte druipers. Rechts van de galerij, een natuurstenen korfboogvormige doorgang met geprofileerd beloop op consoles en een zeshoekige aanbouw (portiersloge) met rechthoekige venstertjes. In noordoosthoek van de binnenplaats: basis van de octogonale huistoren . oorspronkelijk met overkragend belvedère waarvan de bovenbouw zou gesloopt zijn circa 1660. Links van de toren de in de muur ingebouwde waterput: een natuurstenen kuip met daarboven een ophaalkevie met haak in gesmeed ijzer. Oostzijde: kapelgevel met op de begane grond segmentboogvormige vensters met tussenstijlen en (neo?)gotisch maaswerk boven de tussendorpel.

Grote binnenkoer. Gelegen ten noorden van de beide andere binnenplaatsen; groot rechthoekig grasveld met aanplantingen omgeven door vleugels in traditionele en neotraditionele stijl uit 16de, 17de en 20ste eeuw. Zuidzijde: achtergevel van het oude "Hof van Liere" in 1608 oostwaarts doorgetrokken; vijfentwintig traveeën en twee verdiepingen onder leien zadeldak met getrapte (drie treden + overhoeks topstuk) dakvensters op schouderstukken, middentravee hoger opgaand in een trapgevel (tien treden + overhoekse topstukken), kruis-, klooster- en bolkozijnen onder een wigvormig ontlastingssysteem met doorlopende lekdrempels. Korfboogdeuren onder omlopende waterlijsten in eerste en voorlaatste travee; in veertiende travee, spiegelboogdeur in Lodewijk XV-stijl (tweede helft van de 18de eeuw), blauw granieten omlijsting met imposten en rocaillemotieven onder een gebogen waterlijst met gestrekte uiteinden. Westzijde: zogenaamd "Tassisvleugel", in 1612 opgericht met het erfdeel van pater F. de Tassis. Negentien traveeën en twee verdiepingen onder een leien zadeldak waarin zeven getrapte dakvensters (twee treden) met overhoekse fialen. Grote trapgevel (zeven treden + overhoekse topstukken) boven middentravee. Begane grond met hardstenen renaissancegalerij, geprofileerde rondbogen met diamantkopsleutels opgevangen door Toscaanse zuilen rustend op basementen; koepelgewelven van blauwe hardsteen achteraan neerkomend op pilasters met lijstkapitelen. Bovenaan afgesloten door een gelede architraaf, een blind fries en een gekorniste waterlijst. Hogerop kruis- en kloosterkozijnen met kordon vormende lekdrempels en geprofileerde boven- en tussendorpels. Noordvleugel van eenentwintig traveeën en vier verdiepingen van 1930 in immitatieve stijl.

Derde binnenplaats zogenaamd "Madonnakoer", gekasseide L-vormige binnenkoer gelegen ten oosten van de eerste binnenplaats, trap- en lijstgevels uit de 16de en de 17de eeuw, gerestaureerd in de loop van de 20ste eeuw; drie, vijf of tien traveeën en twee verdiepingen onder leien zadeldaken met getrapte dakvensters, zandstenen plinten, speklagen, steigergaten, holronde daklijsten en rechte muurankers; stenen kruiskozijnen onder een wigvormig ontlastingssysteem. Aan westzijde tegen de kapelgevel, lage aangebouwde galerij samengesteld uit vijftien rondboogjes met gotisch motief op slanke zuiltjes van arduin met bovenaan een brede doorlopende waterlijst; boven deze aanbouw: gedeelte van de segmentboogvormige kapelvensters met maaswerk (zie eerste binnenplaats). Noordgevel met in vijfde travee een octogonaal torentje, aangebracht om het diepteverschil van de gevels van 1516 en 1608 weg te werken, versierd met een witstenen Onze-Lieve-Vrouw met kind op linkerarm, scepter en kroon, wereldbolvormige sokkel met engelenhoofdjes, ijzeren lichtarm en baldakijn bekroond met een kruis; beeld afkomstig van een huis op de Suikerrui dat circa 1920 gesloopt werd. Noordoostelijk hoek met een uitspringende erker die toegang geeft tot een trapzaal.

  • Antwerpen die Scone, 1969, nummer3.
  • BROUWERS L., Het Hof van Liere van patriciërshuis tot universitaire instelling te Antwerpen, 1516-1975, Antwerpen, 1976.
  • DE BARSEE L., Het in de Sint-Ignatius Handelshogeschool te Antwerpen begrepen Hof van Liere (1515). Aantekeningen nopens de samenstelling en enkele merkwaardige delen van het oorspronkelijke gebouw Vereniging van de oudheidkundige en Geschiedkundige kringen van België. Jaarboeken, 32ste zitting: Congres van Antwerpen, 27-31 juli 1947, II, Antwerpen, 1951, p. 101-124.
  • DE RIDDER G., Het Hotel van Liere te Antwerpen in Maandelijksch bulletijn der Vereeniging tot behoud van Natuur- en Stedenschoon, november 1927, p. 161-164.
  • DE SMEDT O., Het Hof van Liere als middelpunt van de organisatie der Merchants Adventurers te Antwerpen (Vereniging van de Oudheidkundige en Geschiedkundige kringen van België. Jaarboeken, 32ste zitting: Congres van Antwerpen, 27-31 juli 1947, I, p. 180-187).
  • PRIMS F., Het huis van Aert van Liere in Antwerpiënsia, 1928, II, nummer 38, p. 284-288.
  • VAN GOETHEM F., Een bezoek aan het Prinsenhof te Antwerpen, K.M.B.A. , 5, 1934, p. 61-68.

Bron: DE MUNCK-MANDERYCK M., DECONINCK-STEYAERT R. & PLOMTEUX G. met medewerking van LINTERS A. 1979: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nb, Brussel - Gent.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita; Manderyck, Madeleine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hof van Liere [online], https://id.erfgoed.net/teksten/5764 (geraadpleegd op ).